Er is totaal geen goed zicht op de miljarden die Nederland jaarlijks uitgeeft aan ontwikkelingshulp. Dit schrijft De Telegraaf op basis van een rapport van de Algemene Rekenkamer over de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in 2013.
Er zijn zo veel landen die geld krijgen voor zo’n veelheid aan projecten, dat de weg door dit ’hulpdoolhof’ onvindbaar is.
Vooral bij internationale organisaties is het onduidelijk hoeveel geld er naar welk land gaat. Of de hulp ook daadwerkelijk vooruitgang brengt, is ook niet altijd duidelijk.
Vorig jaar gaf Nederland meer dan 4,2 miljard euro uit aan officiële ontwikkelingshulp. Dit komt neer op 250 euro per Nederlander. En hoewel het kabinet probeert de hulp te concentreren bij vijftien partnerlanden, en in negentien landen de hulp afbouwt, waren er vorig jaar nog altijd 75 landen die Nederlands geld kregen.
Deze fragmentatie vergt volgens de Rekenkamer meer menskracht dan goed is voor het krimpende ministerie van Buitenlandse Zaken, waaronder Buitenlandse Handel en Ontwikkelingszaken valt.
Ook de informatievoorziening over de bestede miljarden laat te wensen over. De helft van de hulpmiljarden wordt verdeeld door de EU of via organisaties als de VN of de Wereldbank – 59 organisaties in totaal.
Minister Ploumen (Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel) zegt zich grotendeels te kunnen vinden in de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamer. Ze wijst er wel op dat ze ’actief beleid’ voert om versnippering tegen te gaan.