Vroeger had ik geen telefoon. Geen mobiele telefoon, want die bestond nog niet, maar ook geen vaste telefoon, dat was voor mijn ouders te duur. Niemand kon mij bellen, maar dat miste ik toen niet. Vrienden hoefde ik nooit te bellen, in ons dorp ging je gewoon bij elkaar langs. Als je toch moest bellen, ging je naar de telefooncel, een paar straten verderop. Daar was succes niet verzekerd. De gleuf voor het kwartje zat niet zelden dichtgeplakt met kauwgombal. In een wentel-systeem zaten alle telefoonboeken van het land, maar de kans was groot dat de pagina die jij nodig had er door een eerdere gebruiker was uitgescheurd. Na het weekeinde, als de jeugd op stap was geweest, had de telefooncel vaak last van onwelriekende geuren. Als iemand mij toen had verteld dat ik ooit een hele telefoon in mijn binnenzak zou hebben, had ik dat niet geloofd. Het bestaan van ‘internet’ zou ik hebben afgedaan als een fantasie. Facebook, Twitter, Marktplaats of Tinder, ik zou het ook niet hebben geloofd. En al helemaal niet dat in de Verenigde Staten mensen rijk zouden worden van mijn persoonlijke data.
‘Haren op eigen benen’, stond er op een stuk dat ik vond bij de post. Eerste dacht ik aan een pamflet van een feministische actiegroep, naar het bleek een schrijven uit Haren, een dorp dat verplicht moet fuseren met de stad Groningen, hoewel de bevolking dat niet wil. Tijdens het Kamerdebat deze week bleek hoe onmisbaar mijn telefoon was. Telkens als de minister een argument gaf voor de herindeling, kreeg ik op mijn IPhone een berichtje uit Haren. De minister zei dat de gemeente financieel zwak was, maar ik kreeg cijfers waaruit bleek dat het dorp financieel gezond is. De minister zei dat meer samenwerking met andere gemeenten niet mogelijk is, maar ik kreeg het bericht dat het nieuwe bestuur van de buurgemeente dat wel graag wil. Mensen die debatten volgen ergeren zich er wel eens aan, maar mijn iPhone is in de Kamer een machtig wapen. Soms sturen ambtenaren mij een rapport dat de minister liever niet wil delen, een andere keer krijg ik voorbeelden van agenten waarom bepaald beleid ik de praktijk niet werkt. Hierdoor verdwijnt de informatie achterstand die een Tweede Kamerlid vaak heeft.
Ik heb geluk, ik hoef niet te stoppen met Facebook, want ik ben er nooit aan begonnen. Ook niet met Twitter. Ik bestel ook nooit iets op Marktplaats, of op Tinder. Maar toch geldt ook voor mij dat ik niet meer kan zonder mijn IPhone. Een politicus zonder telefoon, is als een cowboy zonder paard. Maar dat paard moet je wel in de teugels zien te houden – en dat loopt niet zelden uit de hand. Dat politici tijdens een debat voortdurend op hun telefoon zitten te kijken is een grote ergernis van kijkers, zo blijkt uit de vele mails die we daar over krijgen. Kamerleden die ongeïnteresseerd naar hun telefoon zitten te turen, of ministers die tijdens de inbreng van een Kamerlid gewoon op hun iPhone zitten te kijken. Ook zitten Kamerleden tijdens een Kamerdebat met elkaar te twitteren, waardoor een soort parallel debat ontstaat, buiten het debat in de Kamer. Ik heb ook al meegemaakt dat een Kamerlid tijdens een Kamerdebat om opheldering werd gevraagd over een uitspraak die hij tijdens dat debat op Twitter had gedaan. Ik denk dat de jonge Ronald, in die oude telefooncel, dit erg vreemd zou hebben gevonden.