De bekladding van de deur van debatcentrum De Rode Hoed met de leuze “Geen fascisme”, het ingooien van de ramen van dat centrum, het dichtlijmen van de sloten – het zijn droevige manifestaties van een verschijnsel dat de actievoerders voorgeven te willen bestrijden. Want dat is precies wat het is, deze acties: fascisme.
De Nazi’s hadden daar een woord voor: Saalschlacht. Je moet niet met de communisten en andere vijanden van het Nazisme in gesprek gaan, met hen discussiëren, maar bijeenkomsten verstoren, bezoekers intimideren, de verhuurders van zalen intimideren en met andere gewelddadige acties proberen een discussie te winnen wanneer argumenten en woorden kennelijk te kort schieten.
Het ironische van dit “antifascistisch” fascistisch geweld is dat het wordt aangewend om een partij te intimideren die democratie in haar vaandel draagt. Wier wetenschappelijk bureau zelfs een Renaissance van democratische waarden beoogt.
Ironisch is ook dat het op zichzelf juist is dat fascisme geleidelijk aan de macht kan komen en dat men zich daartegenover weerbaar dient op te stellen. Dat kan zelfs tot gevolg hebben dat partijen en groeperingen die expliciet als doelstelling hebben de democratie om zeep te brengen van het democratisch proces moeten worden uitgesloten. Geen tolerantie voor de intoleranten, zei Popper. Wie zelf aankondigt dat hij de democratie wil afschaffen, kan niet van een democratie verlangen dat deze de deuren openzet om dat mogelijk te maken.
De vraag is echter: wie zijn de Nazi’s? En wat gaat de staat, de gemeente, het Openbaar Ministerie, doen om diegenen die anderen willen intimideren op straat, of tijdens culturele en politieke bijeenkomsten, doen? Wanneer de staat zich hierin lijdzaam opstelt verliest men al snel meer dan lijf en leden.