Erik Jacobs reageerde in zijn artikel vanochtend op een opiniestuk van Jouke Turpijn. Om de discussie goed te kunnen volgen, plaatst DeJaap het stuk van Turpijn hieronder.
Er is iets vreemds gaande in de historische wereld. Voor het grote publiek lijkt een klein groepje bekende mannen de geschiedenis te beheren. Ze luisteren naar namen als Maarten van Rossem, Thomas von der Dunk of Herman Pleij en trekken aandacht met oudejaarsconferences, politiek gekraai en gebabbel over de Nederlandse identiteit. Het succes van deze BH’ers (Bekende Historici) leidt tot onbehagen onder historici en studenten die op universiteiten en hogescholen het verleden bestuderen. Zij zijn geen dragers en leveranciers van het geschiedenisverhaal, schrijven nooit bestsellers, hebben moeite eigen inzichten in het publieke debat te brengen en worden weggezet als jaloerse betweters zodra zij hier over klagen.
Calimero of Moppersmurf
Dit is niet iets nieuws. Van de problemen in het middelbaar geschiedenisonderwijs eind 20ste eeuw, via de discussies over de geschiedeniscanon, de reacties op Geert Maks-serie In Europa, het gedoe rond het Nationaal Historisch Museum tot de recente omstreden promotie van Chris van der Heijden: telkens krijgt de academische wereld de rol van Calimero of Moppersmurf toebedeeld.
De oorzaak hiervan ligt in de jaren tachtig toen de collegezalen volstroomden. De populariteit van geschiedenis gold niet als winst: studenten kregen te horen dat ze nooit een baan zouden vinden in hun vakgebied. Degenen die toch de kans kregen te promoveren bleken vaak alsnog pechvogels die amper begeleiding kregen en vastliepen. Zo is er weinig vernomen van de promovendus die de taak had de boekentas van zijn hoogleraar te dragen. Veel historici kropen weg in hun ivoren torens. Zij schreven niet langer de grote verhalen en hadden geen antwoord toen de erfgoedindustrie begin jaren negentig een vlucht nam omdat ‘de’ Nederlander niet langer wist waar hij vandaan kwam.
Jonge historici
Gelukkig gloort er hoop. De collegezalen zitten voller dan ooit en docenten preken minder onheil en investeren meer in kennen en kunnen van studenten. Goede (ex-)studenten zoeken op allerlei manieren de openbaarheid op. Het meest in het oog springt de aanval van internetuitgeverij ‘Jonge Historici Schrijven Geschiedenis’ op de historici uit het entertainmentcircuit. Volgens aanvoerder Geerten Waling hebben deze oude lullen weinig nieuws te vertellen en zouden zij ruimte moeten maken voor andere, bij voorkeur hun eigen, frisse gedachten.
Hoewel, fris? Waling kreeg van alle kanten het verwijt dat de zelfverklaarde Jonge Historicus ook niets nieuws vertelde. Exact hetzelfde overkwam ondergetekende toen drie recensenten mij onlangs omschreven als jonge rebelse historicus die in zijn boek over de jaren tachtig niets nieuws aan de orde stelt.
Of dat laatste waar is, kunnen lezers het best zelf beoordelen. Onwaar is in ieder geval de constatering dat jonge rebellen ouderen bewust bestrijden. Rebellen lopen rond in de jungle van Colombia. Aan universiteiten hebben historici het te druk met het maken van geschiedenis, opleidingen en studenten.
Generatieconclict
Het vraagstuk wie het verleden beheert wordt tot generatieconflict gereduceerd omdat dwepers naar een soort jaren zestig terug willen waarin jongeren de ouderen succesvol van de troon stootten. Dit
tijdperk omvatte echter veel meer dan generatieconflicten. Zo hielp in Nederland oud jong minstens zo vaak als dat zij tegen elkaar streden. De omwentelingen in deze periode draaiden om jonge én oude outsiders die op een andere manier wilden omgaan met toenmalige politieke, kerkelijke, maatschappelijke en academische insiders.
Generatieconflicten verkopen goed. Commerciële partijen verdienen geld door de producten van tegenculturen aan zoekende jonge mensen te verkopen. Het doet hun weinig dat zij hiermee ook een einde maken aan andersdenkende bewegingen door juist dat andersdenkende te normaliseren. Morgen is er toch weer een andere mode te koop.
BH’ers
Het dwepen met generatieconflicten en het commercieel uitbuiten komen samen in een tijdschrift als Historisch Nieuwsblad. Het blad is ontstaan uit het verzet van jonge werkloze historici tegen gevestigde oude wetenschappers. Anno nu is het vooral het visitekaartje van BH’ers. Tegelijkertijd laat het blad mondjesmaat jonge historici toe in blogs en enkele artikelen.
Dat zet geen zoden aan de dijk. En dat is ook precies de bedoeling. Want het is wel leuk dat die jonge historici kritiek hebben, maar die grote namen verkopen nu eenmaal veel beter. De obsessie met bekende namen is zelfs zo ver doorgeschoten dat Van Rossem een eigen glossy kreeg. In een van de laatste nummers krijgen lezers de indruk dat jonge historici staan te popelen om hem op te volgen en geeft de meester tips hoe zij dat kunnen bereiken.
Nieuwe Maarten
Men kan lang wachten. Jong en oud hebben om de man gelachen, bewonderen hem, maar willen zeer zeker geen nieuwe Maarten zijn. Van Rossem werd publiek geliefd omdat hij zelfstandig en aanhoudend vanaf de jaren tachtig het publieke debat opzocht. Zoiets laat zich niet in een schriftelijke cursus vertalen.
Tegelijkertijd klagen mediamakers dat zij steeds bij de bekende namen uitkomen omdat die andere historici onzichtbaar zijn. Jan Romein zei dat het huis van de geschiedenis vele kamers telt. Het lijkt erop dat er vaak niet verder wordt gekeken dan de etalage, waar de ouwehoeren achter het vensterglas hun brood verdienen. Als journalisten ook in de achterkamertjes kijken en de historici die hier werken de deur openzetten dan is het probleem direct opgelost.
Zoek het onbekende
Noem het onderzoeksjournalistiek of kennisvalorisatie: goede journalisten en historici kunnen hun nieuwsgierigheid beter delen om zo het onbekende op te diepen, in plaats van alles aan Maarten te
vragen of af te kraken. Geschiedenis gaat over de zoektocht naar het onbekende en juist niet over de bekende weg en namen.
Als geschiedenismakers de zoektocht uit handen geven, wordt het verleden een prooi voor anderen. Zo kon het gebeuren dat een nooit gebouwd en opgeheven Nationaal Historisch Museum 15 miljoen euro
kostte. Deze zaak kan niet eens fatsoenlijk worden onderzocht omdat de Tweede Kamer de situatie zelf uit de hand liet lopen. De volksvertegenwoordigers waren initiatiefnemers, maar raakten na een tijdje op hun speeltje uitgekeken. In tijden van krimp valt dergelijke lichtzinnigheid niet uit te leggen.
Authentieke verrassing
Dat geld had beter in grassroots-projecten kunnen worden gestoken. Ook dan zouden ‘de’ jonge historici vooraan lopen. Niet om een goedkoop kunstje te doen, maar om authentiek het publiek te verrassen met het onbekende. Als mediamakers serieus ‘iets’ met jonge historici willen, geef ze dan een podium. Nu de jaarlijkse Nacht van de Geschiedenis door gebrek aan geld wordt uitgekleed kunnen jonge historici hier wellicht iets geweldigs van maken.
Dit kunnen zij niet alleen. Het zou voor jonge historici buitengewoon onverstandig zijn ouderen te bestrijden, want zij beschikken over het broodnodige geld en de kennis. Het wordt tijd dat jong en oud en historicus en journalist samen optrekken tegen de bekende namen.
Jouke Turpijn is docent Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Dit stuk van zijn hand verscheen eerder in De Volkskrant.