Het is een bekend feit, maar omdat het onwelkom is wordt het ook gemakkelijk weer vergeten: de mensen die het geld hebben om mensensmokkelaars te betalen, om hen vanuit hun eigen deel van de wereld naar Europa te halen, zijn niet de meest arme mensen in de wereld. De meest arme mensen in de wereld hebben geen geld voor de overtocht.
Dit lijkt een weinig relevant cliché, maar het heeft enorme consequenties wanneer je dat doordenkt. Het betekent dat het helemaal niet zo’n enorme geste van humaniteit is om juist de mensen die niet tot de armsten behoren te gaan helpen door hen toegang te verschaffen tot Europa. Het geld dat je zou willen besteden aan humanitaire hulp, zou je dan ook niet moeten investeren in diegenen die de Middellandse Zee over willen, maar in de armen die in hun land blijven. Pas dan lever je echte humanitaire hulp.
Het investeren in de noden van wat je de ‘Europa-gangers’ zou kunnen noemen, en het negeren van de noden van de thuisblijvers, is vanuit het een echt humanitair engagement discriminatie. Je maakt namelijk een onderscheid dat ongeoorloofd is. Dat is de definitie van discriminatie: het maken van een ongeoorloofd onderscheid.
Wat is namelijk de impliciet aanwezige, maar onbenoemde, grond op grond waarvan je het onderscheid maakt? Dat is dat de ene categorie, de Europa-gangers, zich publicitair aan je opdringt, terwijl je de andere categorie, de thuisblijvers, niet ziet. Het is werkelijk een kwestie van zien. Het meisje dat ligt te sterven in een hutje zonder journalist erbij, gaat anoniem de dood in. Het jongetje dat aanspoelt aan de kust van Italië of Griekenland heeft de wereldpers om zich heen.
Over deze discussie is de laatste tijd heel wat inkt gevloeid, maar zelden is het zo helder uiteengezet dat zelfs ik het kan begrijpen. Hier: