Geloof me, ik heb geen hekel aan consultants, vaak zijn het heel aardige mensen. Maar het zijn er veel te veel en ze zijn veel te duur. Vaak leveren ze slecht werk en je komt ook niet meer van ze af. Vooral bij overheden hebben adviesbureaus zich flink ingevreten. Bij gemeenten is de inhuur van externen in vijf jaar bijna verdubbeld, van 11 procent van de personeelskosten in 2012 tot 20 procent in 2017. In steden is dat opgelopen tot 24 procent. Bij provincies is het niet veel beter, daar werd meer dan 21 procent van de personeelskosten uitgegeven aan externe mensen, waarbij de verschillen tussen provincies heel groot zijn, variërend van 4 procent tot 32 procent. Het is prima als een zzp’er een tijdelijke opdracht doet of een uitzendkracht helpt in drukke tijden, maar hier gaat het vooral om externe adviseurs die zich laten inhuren voor soms wel duizenden euro per dag. Daarbij laten overheden zich ook graag voor de gek houden: als externen slecht werk leveren worden zij gewoon uitbetaald en nieuwe externen ingehuurd om de puinhopen van de vorigen weer op te ruimen.
Ook bij de rijksoverheid is in het verleden de inhuur van dure externen helemaal uit de hand gelopen, tussen 2001 en 2008 was dat gestegen met 80 procent, tot 1,3 miljard euro, dat was bij de ministeries toen gemiddeld 13 procent. In de jaren daarna liep dat percentage steeds verder op, tot in mei 2010 de Kamer het voorstel van de SP overnam om een harde norm te stellen: ministeries mogen sindsdien niet meer dan 10 procent uitgeven aan de inhuur van externen. Deze ‘Roemer-norm’ heeft er niet alleen toe geleid dat honderden miljoenen euro zijn bespaard, maar ook dat ministeries meer zijn gaan investeren in het zélf aannemen en opleiden van mensen. Op sommige gebieden, zoals de ICT, is de situatie nog altijd dramatisch en halen consultants honderden miljoenen op, zonder afgerekend te worden op de resultaten. Maar als het gaat om de kerntaken van de ministeries zie je dat door het stellen van een norm meer kennis zélf in huis wordt gehaald, minder snel commerciële adviesbureaus worden ingeschakeld en ministeries wat minder afhankelijk worden van dure consultants.
Een belangrijk argument voor het inhuren van dure externen was dat overheden anders geen goede mensen konden krijgen. De vrije marktwerking zou de overheid er toe dwingen om zulke hoge vergoedingen te betalen. Maar na invoering van de ‘Roemer-norm’ werd die ballon al snel doorgeprikt. Veel dure adviesbureaus raakten in financiële problemen, omdat ze in de private sector helemaal niet aan de bak kwamen: ‘De prijzenslag vervalst de concurrentie’, klaagde adviesbureau Berenschot. Ik moest destijds wel lachen om de tranen van de consultants, maar was ook boos op de manier waarop ministeries al die jaren zoveel belastinggeld over de balk hadden gegooid. Ook was ik bang dat die consultants zich nu op andere overheden zouden gaan richten, zoals de gemeenten en provincies. De cijfers van vorige week laten zien dat die vrees is uitgekomen. Maar we kennen de ziekte en we hebben ook het medicijn, dat is normen stellen. Ik zie geen reden waarom de ‘Roemer-norm’, die met succes is ingevoerd bij de ministeries, niet zou werken bij gemeenten en provincies.
Ronald van Raak schreef eerder over zijn strijd tegen de kletsende klasse: over gelukscursussen voor ambtenaren, het taalgebruik van consultants en de ontmenselijking van de thuiszorg.