De strijders die nog de noordwestelijke Syrische provincie Idlib in handen hebben, moeten daar snel worden geëlimineerd. Dit zei de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergej Lavrov woensdag na een gesprek met zijn Saudische collega Adel bin Ahmed al-Jubeir. Lavrov sprak over ‘terroristen die er een gezwel vormen’.
Ze gebruiken volgens hem burgers als menselijk schild en zijn erop uit om zelfs een aanval met chemische wapens in scène te zetten. Ze doen dat net als eerder in de hoop uit te lokken dat westerse mogendheden, vooral de VS, militaire actie tegen de Syrische strijdkrachten ondernemen, aldus Russische media.
Het Kremlin heeft het regime van de Syrische president Bashar al-Assad, samen met Iran en de Libanese sjiitische beweging Hezbollah, in de burgeroorlog van de ondergang gered. Assad overheerst weer verreweg het grootste deel van het land, maar in het noordwesten houden voornamelijk soennitische extremisten in de provincie Idlib stand.
Dat is in een gebied grofweg tussen Aleppo en de westelijker gelegen Turkse grens en naar het zuiden toe tot ongeveer 20 kilometer ten noorden van de stad Hama. Ten noorden van dit gebied steunt Turkije in Syrië strijders die Ankara als ‘gematigde opposanten van Assads’ regime omschrijft. Turkije heeft in Idlib ook in overleg met Rusland en Iran militaire observatieposten langs het front om op het staakt-het-vuren toe te zien. Maar Rusland wil nu het hart van dit jihadistenbolwerk aanpakken.
In de regio wonen naar schatting drie miljoen mensen onder erbarmelijke omstandigheden en vaak geterroriseerd door jihadistengroepen en luchtaanvallen. Er zouden 800.000 ontheemden zijn.
(ANP)