De Engelse kerst bestaat niet. De term suggereert dat er een landelijk herkenbaar evenement is, terwijl het er duidelijk twee zijn. Je moet dus kiezen waar je voor gaat. En dat is niet eenvoudig omdat beide kersten (want dit is Engeland) aan de extreme kant zijn. De eerste helft van het kerstseizoen laat je je makkelijk verleiden door de elegante glamour van Bond Street. De stijlvolle étalages, de briljante briljanten bij de juweliers, de slee van de kerstman in Covent Garden, opgetrokken uit 70.000 legosteentjes. OK, we schrappen de slee en de lego en gaan voor een kerstcocktail in de bar van het Royal Opera House (Christmas Cosmopolitan, iemand?) bekijken de kerstmanden bij Fortnum & Mason (Imperial kerstmand 5000 pond) en komen tot stilstand in een van de café‘s in Piccadilly waar vrouwen met boodschappenlijsten langer dan het verdrag van Rome, tobben over de samenstelling van het kerstdiner. Het menu is het probleem niet. Dat ligt, sinds ze de eerste funderingen legden van de stal in Bethlehem, muurvast. Het probleem is om kalkoen en christmaspudding ieder jaar weer verrassend te maken. Spruiten mogen niet meer, zoals vroeger, een week tevoren worden opgezet zodat je ze met een rietje naar binnen kan werken. Ze verdienen nu een blancheerbehandeling met nootmuskaat en knoflook teneinde beetgaar ten tafel te komen. Dank je wel Jamie ‘bish bash bosh’ Oliver.
Maar zo rond de twintigste begint al die goede smaak je de strot uit te komen en snak je naar de andere Engelse kerst. De kerstmis van cocktails die Snow Job heten, van rendier-diademen met aan-uit lampjes, van de kersttruien en de winterwonderlands. Vooral de winterwonderlands. Overgewaaid uit de VS in 2008 zijn dit pretparken die een winterfestival beloven en nooit waarmaken. De kerstmannen zijn altijd te dun, de rendieren blijken vervangen door reumatische pony’s en het beloofde sneeuwlandschap is een drassig parkeerterrein. Dat laatste is steeds opnieuw een grote verrassing voor een land waar de gemiddelde kersttemperatuur zes graden boven nul is en de gemiddelde winterneerslag regen. Winterwonderlands zijn immer diep, diep teleurstellend. Het uitblijven van een succesformule leidt tot journaals met huilende kinderen die tevergeefs naar rendieren zochten en boze ouders die hun entreegeld van 40 euro terug eisen. En waarvan je weet dat ze het volgend jaar, zodra een nieuwe entrepreneur met enkelbanden belooft dat zijn Lapland de real deal is, vooraan in de rij staan voor kaartjes.
Er zijn vele soorten crisis, maar de existentiële kerstmiscrisis is op te lossen. Je draait gewoon een paar diensten als vrijwilliger in een daklozencentrum. Al Londens 4000 daklozen kunnen in de kerstweek op diverse plekken terecht voor bed, bad en drie warme maaltijden per dag. ‘Mijn’ centrum biedt IT-cursus, kapper, tandarts, kleren, tafeltennis en live-muziek. De honderden die er werken zijn allemaal vrijwilligers. Ik had mijn levendigste debat gisteravond aan de deur van de geïmproviseerde bioscoopzaal toen de belangstelling voor een documentaire over het leven van Leonard Cohen slechts een man groot was.
De man in kwestie was overigens voor zijn kerstweek in Londen uit Somerset komen lopen. Hij had er zes dagen over gedaan. Het mocht niet baten. Het werd ‘Dawn of the Planet of the Apes’. Mijn favoriete plek is de poort waar Claire en ik een lange dienst draaiden zoals stewardessen dat deden voor het tijdperk van Easyjet. Welkom, riepen we tegen mensen die gewoon zijn weggejaagd te worden. Kom binnen zeiden we met een brede grijns. Daar kunt u zitten. Hier en hier kunt u uw spullen kwijt. We komen zo rond met het menu. ‘Ik loop iedere dag langs hotel Claridge’, zei een dakloze gast, ‘en daar hebben ze maar een portier. Hier zijn er twee en ze heten me nog welkom ook’. En dat is dan wat ze volgens mij bedoelen met de Christmas spirit.