Het is een lange zit: het D66-congres in Den Bosch. In het programma is zo’n twee uur ingeruimd voor de behandelding van moties en amendementen, maar dat blijkt al snel een behoorlijke onderschatting. De behandeling duurt ruim twee keer zo lang. Het lijkt eventjes een goed idee om tussentijds naar huis te gaan, maar gelukkig wordt het wachten beloond: Pechtold blijkt aan het einde van de middag te vertrekken als politiek leider. Opeens is er toch nog iets nieuwswaardigs.
Een uur nadat Pechtold zijn vertrek heeft aangekondigd wordt er op Radio 1 al gespeculeerd over zijn opvolging. Een verslaggever probeert Kamerlid Pia Dijkstra in een hoek te drijven omdat ze niet direct ontkent beschikbaar te zijn als opvolger. Dat is ze dus wel, suggereert de reportage, maar al dit oppervlakkige gebabbel gaat voorbij aan een veel prangender kwestie: waar is D66 voor op aarde? Waar staat de partij tegenwoordig nog voor? Het D66-congres suggereert dat de partij niet alleen een nieuwe leider, maar ook dringend zelfonderzoek nodig heeft.
Op dit congres heeft D66 twee gezichten: een club van conformistische, internationaal ingestelde hoogopgeleiden en een club die hopeloos verdeeld is over de kernthema’s van nu, omdat er óók vrije geesten rondlopen die liever een echt open debat voeren en niet afgesloten zitten in hun eigen elitaire bubbel.
De eerste bubbel zien we in een middagsessie over het Europese verkiezingsprogramma. Een mevrouw die het programma schrijft spreekt ons toe: de EU is belangrijk en is een waardengemeenschap. D66 moet progressief zijn bij veiligheid, klimaat, migratie en digitalisering. Niemand stelt een kritische vraag. Een meisje prijst het Erasmus-programma voor internationale studenten en de mevrouw meldt meteen dat dat ook in het programma staat. Twee aanwezigen beginnen de eurofiele columns van Caroline de Gruyter de hemel in te prijzen.
Dat er veel EU-kritiek is, wordt hier massaal geweten aan ‘een gebrek aan kennis’. Daar is zelfs in deze zaal sprake van, horen we, en zelfs daar verzet niemand zich tegen. Een mevrouw van de ‘thema-afdeling Europa’ meldt dat ze het volgende congres doorlopend voorlichting over de EU gaat geven. De programma-schrijf-mevrouw noemt dat zonder enige ironie ‘geweldig’.
We zien deze extreem gesloten, elitaire D66-bubbel de rest van de dag vaker. Bijvoorbeeld bij de ‘motie van treurnis’ over het afschaffen van het raadgevend referendum, de discussie over correctieve referenda en het gedoe over de dividendbelasting. Er zijn mensen die bij D66 dromen van een Europese federale staat, die tegen referenda en populisme zijn en instemmen met het meest idiote beleid – zie de dividendbelasting – om maar aan de macht te blijven. Het laat zich allemaal makkelijk framen zoals populistisch rechts dat graag ziet: D66 is onder Pechtold een afschuwelijke, elitaire, in zichzelf gekeerde partij geworden.
Maar we zien bij diezelfde thema’s ook een enorme verdeeldheid. Het verschil tussen de voor- en tegenstemmers over de afschaffing van het raadgevend referendum is zo klein dat een schriftelijke stemming nodig is. We zien deze zaterdag ook een tweede D66: een partij die niet af wilde van het raadgevend referendum, die minder fractiediscipline wil en een hekel heeft aan de belangenverstrengelaars in de Eerste Kamer. Een partij van creatieve geesten en open debat. Het D66 van mensen als oud-Kamerlid Boris van der Ham, wiens initiatief Opfrissing hier nogal wat moties aangenomen krijgt.
Het probleem voor de journalistiek is duidelijk: niemand weet hoe de verhoudingen binnen D66 precies liggen. Minder dan tien procent van de leden is in Den Bosch aanwezig en ongeveer de helft van de aanwezigen stemt bij de moties helemaal niet mee. Niemand heeft de interne verhoudingen ooit echt onderzocht. Hoe D66 tegenwoordig denkt over zaken als referenda en dividendbelasting is helemaal niet vast te stellen. Dat lijkt een mooie taak voor de nieuwe partijleider: opnieuw bekijken wat in hemelsnaam het verhaal van D66 zou kunnen zijn.
We horen na het vertrek van Pechtold allerlei speculaties over wie de nieuwe politiek leider wordt. Moet het Jan Paternotte worden? Rob Jetten misschien? Of toch iemand anders? Na dit partijcongres is het logischer te beginnen bij de politieke inhoud en te kijken waar D66 echt voor wil staan. Is het een club voor hoger opgeleide betweters die de rest van Nederland vertelt dat men beter naar D66 moet luisteren? Of is dit een partij voor mensen die met een open blik om zich heen durven kijken?
Die vraag lijkt minstens zo bepalend voor het succes van D66 als de nieuwe fractievoorzitter.