Zoals bekend brengt men aangedaan leed onder de aandacht van toevallige passanten door het ter plekke uitroepen van de magische woorden Moord! Brand! Verkrachting! Dat laatste woord is precies wat Jelle Brandt Corstius riep toen hij in oktober vorig jaar aangifte deed van seksueel misbruik tegen televisieproducent Gijs van Dam. Hij deed dit weliswaar 15 jaar ná het vermeende delict, maar dat mocht niet verhinderen dat er een – zelfs voor Nederlandse begrippen – buitengemeen smerige hetze volgde in de meest klassieke betekenis van het begrip trial by media, namelijk dat de verdenking op zichzelf als afdoende aanleiding wordt beschouwd om de verdachte aan het kruis van de publieke opinie te nagelen.
Nadat de programmamaker en Ruslandkenner zijn verhaal over het vermeende misbruik in de roemruchte uitzending van DWDD uit de doeken had gedaan, begonnen een honderdtal tissues spontaan te wapperen. Zoals te doen gebruikelijk werd er collectief in de stuip geschoten waar Nederlandse BN’ers wel vaker in schieten zodra de kans zich voordoet om te deugen voor de bühne. Brandt Corstius, luidde de empathische reflex, had met succes “aandacht gevraagd” voor het thema van seksueel misbruik, en nu moesten er koppen rollen. Wat hij feitelijk had gedaan was het de wereld in slingeren van een volkomen ongefundeerd verhaal over vermeend misbruik tijdens een seksuele ontmoeting meer dan een decennium daarvoor.
Je zou nog kunnen redeneren dat de Brandt Corstius-telg van de weeromstuit het ervaringsfeit tot werkelijk plaatsgevonden feit had verklaard, zich misschien in al zijn onnozele oprechtheid had laten meeslepen op de golven van #MeToo, ware het niet dat hij gelijk al te kennen gaf niets te willen zeggen over de kwestie en zich op voorhand indekte tegen aantijgingen van laster en smaad door de “dader” niet met toenaam aan de wereld bekend te maken (hoewel hij wel al zo vrij was geweest om journalisten van dagblad Trouw in kennis te stellen). Niettemin voelde Brandt Corstius zich zo vrij om de vermeende dader alvast zulke kwalificaties als “hufter”, “rotzak”, en “smeerlap” toe te kennen, want waarom niet? De enige wedervraag die hij daarna aan tafel bij Mathijs van Nieuwkerk voor de kiezen kreeg was: “en, hoe voel je je nu?”.
Zo gemakkelijk gaat het.
En ja hoor, hij had zijn leugenachtige tranen nog niet de vrije loop gelaten of iedereen en z’n moeder wist precies om wie het hier ging. Aan het achterwege laten van de naam van de beschuldigde blijken niet alleen juridisch-technische overwegingen ten grondslag te hebben gelegen – een lasterprocedure kan zo in gang worden gezet – het heeft er alle schijn van dat het zelfverklaarde slachtoffer zijn beschuldiging opzettelijk verpakte in een waas van geheimzinnigheid, wetende dat daarmee in de beeldvorming het vermoeden zou rijzen dat het de vermeende dader er alles aan gelegen was om in de anonimiteit te blijven, want schuldig. Dit doet boosaardig raffinement aan de kant van Brandt Corstius vermoeden, want als iemand weet hoe snel veenbranden zich verspreiden in des vaderlands marginale wereldje van bekende en minder bekende Nederlanders, is hij het wel.
In een wanhopige poging om het onheil af te wenden, was Van Dam in de dagen na de beschuldiging genoodzaakt om zijn kant van het verhaal in de media toe te lichten, of beter: te pogen carrièreschade enigszins te beperken. De reactie van Van Dam werd gekenmerkt door een bijna bovenmenselijke waardigheid terwijl hij zich in het gezelschap van zijn advocaat aan tafel bij Jeroen Pauw trachtte te verweren tegen de aantijgingen.
Enkele dagen geleden, een dik jaar dus ná de geuite beschuldiging, maakte Brandt Corstius bij monde van zijn advocaat bekend ‘een punt’ te willen zetten achter de gerechtelijke procedures. Eerder had een rechter al geoordeeld dat er geen grond bestaat voor verdere vervolging. Hoewel het leed grotendeels is geschied denkt de raadsman van Van Dam er niet over om een punt te zetten achter de tegen-procedure van laster en smaad om de eenvoudige reden dat zijn cliënt denkelijk nooit meer zal loskomen uit de schaduw van de verdachtmaking die nu al ruim een jaar over hem heen hangt. Ondertussen kan zijn beschuldiger vrolijk tv-reisjes blijven maken op kosten van de Nederlandse belastingbetaler, en is het een kwestie van tijd voordat alweer de volgende lukrake beschuldiging aan het adres van een prominent door gans deugminnend Nederland wordt omarmd.
Jan Dijkgraaf noemt het vandaag in zijn briefje aan Jelle geheel terecht een aanslag, want dat was het. Een aanslag op alles behalve het vege lijf. Zoals gebleken bij zoveel #MeToo-kruistochten in de voorbije jaren, kan de beschuldigde roepen tot hij een ons weegt, maar hoeft hij niet te rekenen op enige genoegdoening voor het leed dat hem is aangedaan.
Hier moet een einde aan komen.
Zoals Ruben Looij vandaag opmerkte:
”Ik hoop dat Van Dam hem die beker volledig laat leegdrinken. Tot de laatste druppel: civiel, strafrechtelijk en voor de publieke opinie.”
Wat Ruben zegt.
Ook al zal zelfs een succesvolle procedure van smaad én laster tegen Brandt Corstius vermoedelijk geen volledige genoegdoening geven, is het volkomen terecht dat zijn raadsman onverstoord voortgaat met de voorgenoemde artikel 12-procedure tegen Brandt Corstius. Er moet een duidelijk voorbeeld worden gesteld voor toekomstige beschuldigers, namelijk dat het straffeloos aan gruis schieten van een carrière op basis van volstrekt feitenvrije verdachtmakingen niet onbeantwoord mag blijven. De eigenlijke genoegdoening voor Gijs van Dam zal moeten komen van toekomstige opdrachtgevers die zich voor de verandering niet laten wegterroriseren door de dramdeugerij van zelfverklaarde slachtoffers zonder bewijs of zelfs maar een legitiem vermoeden. De bal ligt nu bij de anderen.