Een goudvis van Arjen Duinker is een bijzonder boek met louter vragen. Als Kamerlid is vragen stellen mijn beroep. Als jongen was ik altijd vol vragen, maar mijn moeder zat daar niet op te wachten. Die zei dat ik het beter aan de juf kon vragen, of aan meneer pastoor. Die zond mij vaak heen met de opmerking dat je nu eenmaal niet alles kunt weten, de juf stuurde mij meestal naar huis met een diepe zucht. Toen ik filosofie studeerde werd mij verzekerd dat de goede vragen stellen belangrijker is dan de juiste antwoorden krijgen. Eenmaal in de politiek leerde ik dat een vraag goed is als die leidt tot het juiste antwoord. De vragen die Arjen Duinker stelt krijgen helemaal geen antwoord – ze missen ieder doel. Het lijken eerder associaties, de ene vraag roept de andere op. Hij noemt in zijn vragen veel namen en plaatsen en ook dieren, zoals de ‘goudvis’.
Een goudvis?
Vertrekken we naar Zierikzee?
Gaan we feiten controleren?
Heette de eerste vrouw van Job Baster Jacoba
En de tweede ook?
Verzamel je schelpen en koralen en houtsoorten?
Verzamel je foto’s van kersen en walnoten?
Verzamel je foto’s van sterrenregens?
Job Baster was een achttiende-eeuwse arts en natuuronderzoeker uit Zierikzee. In ons land introduceerde hij de goudvis, die hij zou hebben gekweekt in verschillende kleuren oranje, zijn tweede vrouw zou de dieren kunstjes hebben geleerd. Baster liet een imposante collectie schelpen en koralen na en ook een verzameling houtsoorten. Voor het woonhuis van Baster staat nu een olijk standbeeld van de onderzoeker met een goudvis in de hand. Duinker vertelt het verhaal niet, de dichter vraagt er naar. Gaandeweg wordt wel van alles gesuggereerd over deze en andere personen die Duinker vragend opvoert. Evenals over de goudvis, waarvan de dichter vraagt of die een spiegelbeeld is, op je zenuwen werkt, of je aan het denken zet. Duinker heeft veel prijzen gewonnen en is ook geliefd onder dichters, wellicht omdat hij zo ongegeneerd met de taal durft te spelen.
Welke taal vinden wij de mooiste?
Is er een reden voor alle kantoren?
Werkte Souwie daar ergens in de buurt?
Welke taal spreken we in het hotel?
Goedemiddag, heb ik een goudvis op mijn kamer?
Soms tijdens het lezen gingen de gedichten me ergeren, als een jongetje dat maar vragen blijft stellen. Je zou hem willen toebijten dat je niet alles kunt weten, of met een zucht naar huis willen sturen. Want hoe weet je of dit de juiste vragen zijn? En wat is toch de boodschap, als de antwoorden ontbreken? Duiker laat je echter niet meer los en blijft maar vragen. Het enige wat je kunt doen is jezelf overgeven en zélf vragen gaan stellen. Van de goudvis wordt beweerd dat zijn geheugen zo kort is dat voor hem de tocht door de kom altijd nieuw blijft. Ik vraag me af of dat zo is. Waarom stelt Duinker die vraag niet? Zijn wij een goudvis, moeten wij ons verwonderen, of accepteren dat alles is zoals het is? Ook al krijg je geen antwoord, je moet het blijven vragen. Ik moest even wat ballast afwerpen, maar daarna werden de gedichten van Duinker een bevrijding.
Wie zijn we niet?
Wat verschaft me deze eer,
Wie mag ik bedanken?
Wie zijn we niet?
Als we aan een tafel zitten,
Als we plannen maken, dingen benoemen,
Taart eten, kaarten schudden, in slaap vallen?
Ronald van Raak schreef eerder over de Primark-poëzie van Dominique De Groen, de eenzame grafdichten van F. Starik, de ongeschreven woorden van F. Van Dixhoorn, de dichterlijke gekte van Jan Arends en de witgemaakte taal van Gerrit Kouwenaar.