”Toch is het belangrijk om te beseffen van hoe ver we gekomen zijn. Onze wetten tegen armoede en werkloosheid, tegen uitsluiting en ontslag – ze zijn een immense triomf ten opzichte van de wereld van onze grootouders. En ze zijn oneindig veel beter dan niets.”
– Rutger Bregman
Op de middelbare school had ik ook het vak maatschappijleer. Ik herinner mij dat er gastlessen waren van een ex-crimineel die zijn vrouw had vermoord (echt waar!), een ex-verslaafde en nog vaag lopen er meer gastdocenten in de mist van het schimmenrijk van mijn herinnering daaraan rond. Ik vond het razend interessant, maar ik weet niet zeker wat de les is die ik ervan heb meegenomen. We zijn naar de Tweede Kamer geweest en hebben een VVD-kamerlid ontmoet. De docent maatschappijleer attendeerde mij op een essaywedstrijd filosofie van de UvA voor scholieren en ik denk dat dat resulteerde in mijn eerste filosofische opstel. Bij het vak geschiedenis, waar ik ook eindexamen in deed, was er het onderdeel staatsinrichting. Toen ik jaren later een blauwe maandag rechten studeerde in Utrecht – het klinkt als een scene uit een film van een ander leven – had ik het vak ‘inleiding recht’ met veel aandacht voor staatsinrichting en wetgeving. Ondanks dat alles en alle boeken die ik nadien nog las, is veel van wat in Thema’s Maatschappijleer staat voor mij nieuw, of had ik de kennis niet paraat (nu nog niet trouwens, want ik heb de kennis uit het boek niet geleerd, maar alleen ter kennis aangenomen).
Of het nu gaat om inburgering, democratisch burgerschap, duurzaamheid, beleefdheid, verantwoordelijkheid, gezondheid of emancipatie, telkens wordt er verwezen naar het onderwijs als panacee. Als jongeren maar degelijk onderwijs wordt gegeven en er genoeg aandacht wordt besteed aan deze belangrijke thema’s, dan komt het allemaal wel goed. Paul Scheffer is een voorbeeld van iemand die pleit voor onderwijs als oplossing, bij hem gaat het om integratie. Nu zit mijn zoon Julius in 4VWO en krijgt hij dit jaar maatschappijleer. Scheffer is een van de negen auteurs van het handboek Thema’s Maatschappijleer (2017). Zodoende neem ik het boek ter hand en bestudeer wat er aan de orde komt (en wat niet). Ik ben benieuwd. Julius is minder enthousiast over het boek, over het vak en over school in het algemeen.
Opvallend is dat het boek zich specifiek richt op Nederland. Er wordt wel enigszins aandacht aan andere landen en aan de EU besteed, maar de focus is Nederland. Er worden vier aspecten van de Nederlandse samenleving uitgelicht: 1) rechtstaat, 2) parlementaire democratie, 3) pluriforme samenleving en 4) verzorgingsstaat. Ik moet wel kwijt dat ik een schoolboek bijzonder onprettig vind lezen. Het was een worsteling om er doorheen te komen. Geef mij maar Het land van aankomst van Scheffer -600 pagina’s lopende tekst. Dit schoolboek is een zap-boek, met allemaal korte teksten, vaak in blokken naast elkaar. Er mist een lopende tekst. Het is onrustig. De afbeeldingen zijn soms interessant. Enfin, misschien is dit verschil in leescultuur een generatiekloof.
Maatschappijleer wordt als volgt geïntroduceerd:
”Bij maatschappijleer leer je hoe onze samenleving is georganiseerd en voor welke uitdagingen we met z’n allen staan. Denk aan de bestrijding van terrorisme, de betaalbaarheid van de gezondheidszorg, de vluchtelingencrisis of de milieuvervuiling.” (p. 7)
Best jammer dat maatschappijleer geen academische studie is. Het vak waaiert uiteen in filosofie, economie, politicologie, sociale geografie, sociologie, geschiedenis. Als het een academische studie was geweest had ik het vast gekozen.
”Een van de doelen van het vak maatschappijleer is dat je kritisch leert omgaan met de informatie die je ontvangt en inzicht krijgt in de processen die aan de informatiestromen ten grondslag liggen.” (p. 16)
Dat is een nobel streven. Het gaat over kritisch kijken naar informatie, vooral van sociale media. Er staat:
”Het is niet eenvoudig om vast te stellen in hoeverre een bericht waar is. Want wat is objectieve informatie? De grens tussen feiten en meningen is niet altijd goed te bepalen. Bovendien is een bericht nooit volledig: door te kiezen om sommige feiten wel te benoemen en andere niet, beïnvloed je als zender die een ontvanger krijgt.” (p. 17)
Er worden zaken als referentiekader en selectieve perceptie besproken, in het accompagnerend werkboek worden enkele drogredenen uitgelegd. Er wordt een analysemodel voor maatschappelijke problemen geïntroduceerd dat leerlingen kunnen gebruiken voor hun profielwerkstuk. De vier perspectieven zijn: 1) politiek-juridisch, 2) sociaal-cultureel, 3) sociaaleconomisch en 4) vergelijkend. Als filosoof vraag ik mij dan af waar zit de morele reflectie? Een van de vragen bij de sociaal-culturele invalshoek is ‘Is er sprake van botsende waarden en normen? Zo ja, om welke waarden en normen gaat het?’ Dat is belangrijk om vast te stellen, maar de morele vraag over hoe die verschillende normen en waarden geëvalueerd moeten worden staat er niet bij. Er wordt wel gevraagd ‘Wat is volgens jou de beste oplossing?’ maar dat lijkt te suggereren dat er meerdere beste oplossingen zijn. De fundamentele vraag is: hoe kunnen botsende normen en waarden worden beoordeeld? Er wordt veel aandacht besteed aan de acceptatie van homoseksualiteit, maar niet over hoe een debat kan verlopen met iemand die homoseksualiteit helemaal niet wil accepteren.
Het hoofdstuk over democratie begint met een prikkelende tekst van een brief gepubliceerd in NRC door de Afghaanse-Nederlandse schrijver Tahmina Akefi, die sinds haar twaalfde in Nederland woont:
”Stel dat dit de opening van het achtuurjournaal zou zijn: “Dames en heren, goedenavond. Na hevige gevechten heeft het Arabische leger een groot deel van Nederland onder controle. De Arabische wereld maakt zich al langer zorgen over het beleid van de Nederlandse regering en besloot dit jaar in te grijpen. Het Saudische leger krijgt steun uit Syrië, Afghanistan en Iran.” Arabieren die ons komen verlossen van onze regering, omdat ze vinden dat hún bestuursvorm hier moet worden toegepast, want hoezo democratie? Weg ermee! Zij weten veel beter wat wel en niet werkt. Een belachelijke gang van zaken, vindt u niet? Maar vond u dat ook toen de ‘Internationale gemeenschap’ (lees: Verenigde Staten) Afghanistan, Irak en Libië binnenviel om daar ‘democratie’ te brengen? De democratie die we graag willen uitdelen, moeten we voortaan gebruiken om onze politici te dwingen af te blijven van landen waar ze niets te zoeken hebben. Als een volk klaar is voor deze vorm van bestuur, zal het zelf in opstand komen om de dictator op eigen kracht te verdrijven.” (p. 88)
Als discussievraag staat erbij:
”Moet de bevolking in dictaturen zelf haar dictator verdrijven, of is het onze plicht om zulke landen te helpen democratisch te worden?” (p. 88)
De vraag is niet helemaal correct geformuleerd want het is – in theorie althans – mogelijk om democratie te stimuleren zonder militaire interventie. Ik ben benieuwd hoe zo’n discussie in een klaslokaal vol pubers verloopt, vooral wanneer er een allochtonen met moslimouders in zitten. Ik vind het te makkelijk dat deze vraag in de tekst niet duidelijk wordt geanalyseerd en beantwoord. Het debat is vertroebeld omdat de reden om een dictator te verdrijven doorgaans niet primair het bevrijden van de bevolking is maar het eigenbelang. De militaire interventie wordt dan verpakt als een democratisch offensief om een dictator te verdrijven. Vele dictators worden echter geduld zonder interventie. Wanneer echter de UVRM als maatstaf wordt genomen, wordt duidelijk waarom het verdrijven van een dictator en het implementeren van mensenrechten moreel superieur is dan wanneer de democratie wordt afgeschaft en plaats moet maken voor een gesloten samenleving gebaseerd op islamitische sharia-wetgeving. Ik hoop maar dat Akefi haar brief als literaire oefening zag en niet serieus meent dat beide vormen van interventie moreel gelijkwaardig zijn. Ik hoop maar dat de leerlingen met hulp van hun docent tot dat inzicht komen. Op basis van de tekst alleen is succes hierin niet gegarandeerd. Dat is een serieuze tekortkoming voor een schoolboek.
Er staat een paragraaf over dictaturen, met een foto van dictator Kim Jun-un van Noord-Korea. Dit is alles wat er staat over islamitische theocratieën:
”Hierin is de godsdienst verheven tot staatsideologie. Een voorbeeld is Iran, waar de machtsuitoefening volledig gebaseerd is op de islamitische wetgeving (sharia) en ayatollahs en imams als geestelijk leiders verregaande invloed hebben op het bestuur en dagelijks leven.” (p. 93)
Dat is wel erg vaag en weinigzeggend geformuleerd.
Er worden bondig enkele politieke ideologieën besproken: socialisme, liberalisme, confessionalisme, populisme en ecologisme.
”Het ecologisme benadrukt de wederzijdse afhankelijkheid van mensen en de natuurlijke omgeving. Daarom moeten economische waarden ondergeschikt gemaakt worden aan ecologische waarden. De marktgerichte economie moet vervangen worden door een milieuvriendelijke en duurzame productiewijze. De ecologische stroming vinden we terug bij de ideeën van GroenLinks en bij de Partij voor de Dieren.” (p. 100)
En dat is dan alles hierover. Niets over de ecologische crisis. Het belangrijkste stuk uit het boek is mijns inziens een kadertje met een stukje over Marianne Thieme waarin zij stelt:
”Ik kom op voor dieren en ik wil met name meer aandacht voor dierenwelzijn.” (p. 101)
CDA-politica Annie Schreijer reageert hier met een schrijnend gebrek aan moreel en ecologisch inzicht als volgt op:
”De voorgestelde halvering van de varkenshouderij kost 15 miljard Euro! Ze weten niet waar ze het over hebben.” (p. 101)
Die voorgestelde halvering is hopelijk slechts een begin: het gaat om het afschaffen van de bio-industrie en, vind ik, de gehele veeteelt. Zie hier ecologische wijsheid van Thieme:
”Wij willen mensen overtuigen van de noodzaak van plan B, omdat er geen planeet B is. Dat is allereerst een ander economisch systeem. Nu moeten mensen alleen maar harder werken en moet er meer geproduceerd worden om iedereen welvaart te verschaffen. Dat kan niet op een planeet die niet meegroeit en een beperkte hoeveelheid grondstoffen heeft. Daarom moeten we de intensieve veeteelt afbouwen.” (p. 101)
Twee scholieren uit Utrecht schreven een open brief aan de regeringsleiders in Parijs tijdens de klimaattop die werd opgenomen in Trouw. Enkele citaten daaruit:
”Wie garandeert dat jullie, degenen die nu over onze toekomst beslissen, alles op alles zullen zetten om onze toekomstige wereld leefbaar te houden? […] Wij zijn van de nieuwe generatie en de beslissingen die nu genomen gaan worden, hebben grote invloed op de kwaliteit van ons leven later. […] Hoe kunnen wij jullie uitdagen om het voor ons op te nemen?” (p. 122)
Het cynisch-realistische antwoord is: niet.
De legitimiteit van de Europese Unie staat de afgelopen jaren meer en meer ter discussie. Mensen vinden het niet-democratisch, bureaucratisch, betuttelend, geldverslindend, oneerlijk dat geld stroomt van rijk naar arm (Griekenland), falend vanwege het gebrek van een effectief gezamenlijk immigratiebeleid. Het aantal EU-sceptici neemt toe, ook in de politiek. Het is daarom goed om uit te zoomen en te reflecteren op de EU. President Barack Obama hield een warm pleidooi voor de EU in Hannover in 2016:
”Misschien hebben jullie Europeanen een buitenstaander nodig, iemand die geen Europeaan is, om jullie te herinneren aan de omvang van wat jullie hebben bereikt. Jullie prestatie, meer dan 500 miljoen mensen, die 24 talen spreken in 28 landen, waarvan 19 met een gezamenlijke munt in een Europese Unie. Dat blijft een van de grootste politieke en economische prestaties van de moderne tijd. Dat is wie jullie zijn: samen zijn jullie Europa. Verenigd in verscheidenheid. Geleid door idealen die de wereld hebben verlicht en sterk wanneer jullie een eenheid vormen. Want een verenigd Europa, ooit de droom van een paar mensen, is nu de hoop van velen en een noodzakelijkheid voor ons allemaal.” (p. 132)
In een klein kader staat een positief voorbeeld van de EU, namelijk de regeling dat alle cosmetica dierproefvrij moet zijn.
”In Europa mogen geen cosmetische producten meer worden verkocht die getest zijn op dieren.” (p. 134)
Het deel over de pluriforme samenleving zal vermoedelijke het meeste aanleiding geven tot discussie in de klas:
”In een pluriforme samenleving botsen waarden en normen op elkaar. Kernvraag […] is: Hoe gaan we met die verschillen in de samenleving om?” (p. 149)
Pim Fortuyn wordt aangehaald die helder weergeeft wat de vrijheid van expressie inhoudt:
”We moeten openlijk met elkaar de discussie aangaan. Die Rotterdamse imam mag van mij zeggen dat homoseksuelen ziek zijn en varkens zijn. Dan vraag ik hem: beargumenteert u dat eens. Ik zal zeggen dat bewezen is dat seksuele geaardheid in de genen zit. We moeten met elkaar de discussie kunnen aangaan.” (p. 155)
Schrijver Arthur Japin meent dat de vrijheid van expressie niet gebruikt mag worden om te kwetsen:
”Het wordt verdedigd alsof het een mensenrecht is. Ik vind dat verschrikkelijk. Als je mag kwetsen met woorden is er volgens mij als vanzelf een recht om te kwetsen met wapens.” (p. 155)
Wat node mist in de tekst in het schoolboek is een kritische reflectie op de uitspraak van Japin. Dat kwetsen met woorden (en afbeeldingen) fundamenteel anders is dan kwetsen met wapens.
In een paragraaf over cultuur wordt schrijver Franca Treur geïntroduceerd die afkomstig is uit een reformatorisch gezin in Zeeland waar zij haar boek Dorsvloer vol confetti (2009) over schreef.
”Door haar jeugdervaringen vindt Franca dat bijzonder onderwijs moet worden afgeschaft. “Een kind is te jong om zelf voor een geloof te kiezen, en moet die keuze niet ook nog via school opgedrongen krijgen.” (p. 160)
Het zou goed zijn als de leerlingen dat boek zouden lezen en erover discussiëren.
Thema’s Maatschappijleer is een literair gedrocht. Het boek is een combinatie van kennis over hoe de Nederlandse democratie en verzorgingsstaat werkt met een beetje historische achtergrond en anderzijds worden maatschappelijke vraagstukken aangekaart en vanuit verschillende perspectieven belicht. Als filosoof was ik aangenaam verrast omdat ik een filosofen in de tekst tegenkwam, onder andere Adam Smith, Karl Marx, John Locke, Montesquieu, Karl Popper en Pierre Bayle. De vraag is hoeveel de leerlingen van de inhoud van het boek opnemen. Ik vraag mij af of de hoeveelheid kennis op een adequate manier aankomt. Ik weet dat bij het vak maatschappijleer van mijn zoon lang niet het hele boek wordt behandeld. Ik vraag me ook af of het nuttig is zoveel kennis en ook zoveel interessante zijlijnen te behandelen en of een focus op een basale kennis niet belangrijker was. Daarnaast zouden enkele onderwerpen via casussen en debat uitgewerkt kunnen worden, zoals homoseksualiteit en vrijheid van expressie. Bij het lesboek hoort een werkboek met een grote hoeveelheid vragen en opdrachten. Het is te zien dat zich een heel team van auteurs over het boek heeft gebogen. Wat ontbreekt is een heldere visie en structuur. Het is een potpourri waarin geen eenheid te ontwaren valt. Het boek is geen duidelijk pleidooi voor liberaal democratisch burgerschap en de verzorgingsstaat. Het is vooral heel voorzichtig. Ik ben bang dat dit boek niet substantieel bijdraagt aan het vergroten van liberaal democratische weerbaarheid.
Een joekel van een omissie is het gebrek aan aandacht voor de milieuproblematiek. Het klimaatprobleem wordt wel eens genoemd, maar dat dit probleem de hoogste prioriteit heeft blijkt niet uit dit boek. De morele cirkel van het boek is beperkt tot Nederlanders anno nu. Geen enkele aandacht voor niet-menselijke dieren of toekomstige generaties. Als dit onderwijs is, dan vrees ik voor de toekomst.