Man en vrouw raken verliefd, trouwen, krijgen kinderen, krijgen het zwaar, scheiden. Moeder krijgt het verzorgingsrecht over de kinderen, kan niet (meer)(full-time) werken, wordt afhankelijker van de staat. Het huis, de tweede auto en de caravan moeten verkocht, restschulden blijven over. Vader ondersteunt ex-vrouw en kroost financieel, dopt in z’n eentje z’n eigen boontjes, krijgt het zwaar, raakt overspannen en z’n baan kwijt. Wordt afhankelijker van de staat. De rechter moest er intussen al een aantal keren aan te pas komen.
Tezelfdertijd stromen grote aantallen immigranten het land in. Het merendeel raakt voor honderd procent afhankelijk van de staat. Net als ieder ander moet ook hen ‘onafhankelijkheid’ worden gegund. De staat verzorgt alles; van integratie tot subsidie voor culturele manifestaties, van woning tot opleiding, van taalcursus tot halal-maaltijd. Weigert de plaatselijke school, huur-, voetbal-of wat voor vereniging dan ook zich aan te passen dan volgt een rechtsgang omdat taal- en cultuurverschillen het ‘samen oplossen’ onmogelijk maken – bovendien is de staat verantwoordelijk voor ‘onafhankelijkheid’, niet de burger.
Moeder zoekt een baan. Kon een alleenstaande moeder die wilde werken haar kinderen vroeger tijdens werkuren bij de buurvrouw onderbrengen – ons kent ons – ze bij Fatima achterlaten is van een andere orde, want andere taal, ander eten, andere gewoontes, ander geloof. Een au pair is geen optie want te duur. De staat moet voor opvang zorgen. Voor iedereen.
Kinderen naar de opvang. De medewerkers doen hun best en dat allemaal op hun eigen manier. Die past niet altijd bij de verschillende culturen en bevolkingslagen waaruit de kindertjes komen. Onbegrip want men put uit verschillende referentiekaders. De staat moet omgang, verzorging en eten reguleren. En cursussen verzorgen. Heeft een ouder toch nog klachten: naar een commissie of rechter ermee. Komen klachten vaker voor: meer, ‘betere’ regels.
Moeder valt op dat mannen bij haar nieuwe werkgever meer verdienen dan vrouwen. Ze werken meer uren want draaien op voor de kosten die hun echtscheidingen hebben achtergelaten, zijn alleenverdiener of willen zich voorbereiden op het beginnen van een familie. Vrouwen vinden het niet eerlijk want verdienen minder. Werkgevers doen hun best maar dat blijkt onvoldoende. De staat moet voor quota en gelijke salarissen zorgen. Ontstaat er desondanks ontevredenheid, dan naar een commissie of rechter.
Vaders schulden worden gesaneerd en hij heeft een nieuwe baan. Daar ontstaan wel eens problemen omdat werknemers elkaars cultuur, taal en gewoontes niet (goed) begrijpen. De werkgever lost het op zijn manier op – het is tenslotte zijn bedrijf. Die heeft niet het gewenste effect. Een lange rechtsgang is het gevolg. Internationale en multinationale instanties blijken intussen voorregels te hebben gezorgd die toepasbaar zijn op dit conflict. Burgers hebben nauwelijks invloed op samenstellingen en jurisdictie van die instanties en hebben twijfels over hun competentie. Nieuwe omgangsregels worden desondanks gepubliceerd in het bedrijfsblad.
De kinderen zijn rijp voor de basisschool. De zoon is geen hoogvlieger maar ook zijn ‘onafhankelijkheid’ moet gewaarborgd. Geld voor een privéschool is er niet. De staat moet ervoor zorgen dat hij dezelfde kansen krijgt als alle andere kinderen. Hij komt terecht op een school die te zwaar voor hem is. Moeder blij. Kind niet; hij wordt gepest omdat hij nooit ergens goed in is. Ook daar moet wat aan gedaan worden. De oudercommissie eist nieuwe regels, zonodig wetgeving.
Moeder is haar baan kwijt. De aluminiumfabriek had steeds meer last van prijsconcurrentie uit het buitenland. Het bedrijf produceerde goede producten maar tegen te hoge loon- en energiekosten. Lange tijd ging het goed door op innovatie in te zetten. De concurrentie zat echter niet stil en kopieerde alles na korte tijd. Een Chinese financier bleek bereid zich in te kopen. Hij beloofde niets aan de bedrijfsvoering te veranderen. Ontslagen waren echter onvermijdelijk. Er worden nu vooral halfproducten voor de Chinese markt geproduceerd.
Vader merkt dat de haven minder werk voor hem heeft. Hij kan niet de overuren meer draaien die hij zo nodig heeft – z’n schuldsanering loopt weliswaar ten einde maar kosten voor huur, stroom, gas, benzine, sigaretten en levensmiddelen zijn intussen de pan uitgerezen. Milieuregels die via de EU in Rotterdam toepassing vinden blijken verantwoordelijk; reders wijken uit naarAntwerpen. Een andere baan is geen optie. Huursubsidie wel.
Moeder heeft een uitkering zodat ze meer tijd heeft haar zoon te bezoeken. Het ging niet goed met hem. Hij was erg druk, agressief, een paar keer met de politie in aanraking geweest en ook op z’n nieuwe school presteerde hij slecht. Uiteindelijk werd hij uit huis geplaatst. Nu gaat het hem veel beter. Hij voelt zich thuis, veilig en heeft veel vriendjes. Hij blijkt erg goed met z’n handen te kunnen werken; timmert en zaagt de mooiste dingen.
De dochter, die altijd zo rustig was, nooit opviel, is inmiddels een jongen.
De samenleving wordt uit elkaar gerukt en in een veel hoger tempo dan ik had gedacht. Het begon met de ‘onafhankelijkheid van de vrouw’ – wat een schijnonafhankelijkheid bleek omdat die moet gewaarborgd. Als vrouwen ooit al afhankelijk waren dan was dat, net als bij mannen iets biologisch; man en vrouw waren afhankelijk van elkaar. Nu zijn ze het van de staat. Die heeft het op zich genomen om iedereen zo ‘onafhankelijk’ mogelijk te laten zijn. Dat was namelijk wat we wilden.
Die staat wordt, net als de samenleving in rap tempo een abstract fenomeen dat net zo veel aan soevereiniteit verloren heeft als aan regel- en wetgeving gewonnen. Politieke invloeden van buitenaf hollen haar verder en verder uit en tegelijkertijd raken steeds meer mensen er volledig van afhankelijk.
Mannen en vrouwen verliezen meer en meer zeggenschap over hun eigen bestaan. ‘Elkaar’ hadden ze al langer verloren.