De aanslag op het kantoor van Charlie Hebdo in Parijs kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Hij zou in de eerste plaats bedoeld zijn als wraakactie. De daders wilden wraak nemen voor de beledigingen aan het adres van de profeet die Charlie Hebdo regelmatig in de vorm van cartoons plaatste. Daarnaast is Charlie Hebdo model vertegenwoordiger bij uitstek van het vrije Westerse woord. De redactie is letterlijk gedecapiteerd en natuurlijk gaat het blad door, maar de handicap zal zich nog lange tijd laten gelden en daarmee kunnen de daders met voldoening terugkijken op de effecten van hun handelingen. Ook kan verondersteld worden dat de daders met hun actie een indringende boodschap wilden afgeven aan de moslims in Europa die zich eigenlijk wel senang voelen in de democratieën die een optimale vrijheid van meningsuiting garanderen en een even optimale vrijheid van godsdienst. Maar democratie is een vies woord in salafistische-jihadistische kringen, omdat alleen een samenleving onder de banier van de Sharia geldt als zaligmakend. Moslims in Europa moeten dat beseffen en door de dragers van het vrije woord te doden, hopen de terroristen de scheidslijnen in de Europese samenlevingen te vergroten tussen moslims en niet-moslims om zo de moslims ertoe te brengen zich bij de islam aan te sluiten die de terroristen aanhangen: die van de ultieme Sharia.
De westerse samenlevingen worden zo meer dan ooit geconfronteerd met de uitdaging wat te doen met de islam in al haar veelvormigheid en hoe om te gaan met de moslims in Europa in al hun variatie.
De eerste uitdaging is om onder alle omstandigheden ijzerenheinig onderscheid te blijven maken tussen de kwaad in de zin hebbende moslims en het overgrote deel van de Europese moslims die niets anders willen dan autochtone Europeanen: een goed leven voor zichzelf en hun kinderen, het in alle rust kunnen beleven van hun vrijheid en hun geloof. Deze uitdaging geldt vooral de leidslieden van moslimgemeenschappen en Europese politici. Ook al roept de publieke opinie dat het nu maar eens uit moet zijn met die islam en die moslims, een goed democratisch principe is dat niemand aangesproken kan en mag worden op het gedrag van een ander. Het valt in dit verband op dat Marine le Pen, leidster van het Franse Front National, dat onderscheid maakte in haar reactie op de gebeurtenissen. Wat je ook vindt van het Front National en aannemende dat ze dat ook deed vanwege haar presidentiële ambities (want als president van Frankrijk ben je president van alle Fransen), deze reactie was vele malen beter dan haar partner in crime Geert Wilders die, in een interview in het Algemeen Dagblad van 9 januari, even ijzerenheinig blijft volhouden dat de islam geen religie is maar een totalitaire ideologie die er alleen maar op uit is de wereld te veroveren. Hij blijft van mening dat elke moslim in potentie een anti-democraat is en aanhanger van de wereldwijde toepassing van de Sharia. Maar Wilders heeft helemaal geen ambities om de macht te dragen. Hij wil slechts het zwart geblakerde koren oogsten van de haat die hij al jaren zaait.
Een tweede en zo mogelijk nog veel grotere uitdaging ligt uiteraard bij de moslims zelf. Ook hier geldt dat de goeden onder hen niet verantwoordelijk mogen worden gehouden voor de daden van de kwaden. Maar het kan geen kwaad om je als vredelievende moslim te uiten en de wereld te laten weten waar zijn of haar islam voor staat: vrede, broederschap, godsdienstvrijheid. Vrijwel alle moslims in Europa zijn oorspronkelijk afkomstig uit landen waar het met de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid matig tot slecht gesteld is. Zij kennen vanuit hun Europese achtergrond maar al te goed de kracht van de democratie en de vrijheid die deze met zich meebrengt. Het is aan hen de combinatiewaarden van islam en democratie meer dan ooit voor het voetlicht te brengen als tegenbeweging tegen de duistere krachten van de jihadistische islam en de populistische politieke partijen.
Maar volgens mij ligt de grootste uitdaging bij wat ik de gewone mensen noem. In een column van mijn hand in het Brabants Dagblad, geschreven enkele uren na de aanslag, stelde ik het volgende:
“Het grootste slachtoffer is echter de bevolking van Europa die nooit gevraagd heeft om moslimimmigratie, die hen is opgelegd door hun eigen regeringen en grote bedrijven. Zij zien tot hun afschuw zich een strijd ontwikkelen in hun straten en op hun pleinen waar ze nooit om gevraagd hebben.”
Op deze observatie kwam nogal wat kritiek uit, laat ik het zeggen, politiek correcte hoek. Maar ik vind dat je als columnist dan wel opinion maker de pijnlijke punten nooit mag schuwen. De mensen die geen enkele inspraak hadden in de komst van moslimmigranten naar hun buurten en van wie verwacht werd en wordt dat ze de zegeningen van de multiculturele samenleving moeten tellen, juist die mensen worden in hun straten en pleinen geconfronteerd met culturele botsingen. En dat terwijl de grachtengordelelites zwelgen in zalvende bewoordingen over de zaligmakende interculturele ontmoetingen tussen bevolkingsgroepen maar de nadelen ervan niet ervaren in hun witte buurten.
Daarom denk ik dat de strijd om de redding van het maatschappelijke evenwicht en harmonie uiteindelijk in die buurten en bij die mensen zal gaan plaatsvinden. Het is aan politici, en moslim leidslieden om, soms huns ondanks, deze processen in goede banen te leiden. De toekomst zal leren hoe dat gaat verlopen.