Je zou hem maar in je tuin hebben, of in je straat of in het park, de Japanse duizendknoop. Je kunt hem uit de grond trekken, je kunt er gif op loslaten, je kunt hem in de brand steken, helpen doet het allemaal niet. Met zijn sterke wortels en woekerende stengels duikt hij telkens weer op en verdringt hij alle andere planten. Ik moest hier aan denken toen ik las dat de inhuur van dure externen bij de ministeries weer flink is gestegen, tot 1,4 miljard euro. Ruim 60 procent meer dan in 2011. Een jaar eerder had de Kamer op mijn initiatief een norm gesteld voor de inhuur van externen, voortaan zou niet meer dan tien procent van de totale personeelskosten hier aan mogen worden uitgegeven. Dat had aanvankelijk veel succes, ministeries gingen ineens flink bezuinigen op de inhuur van consultants en adviseurs en gingen voortaan zélf meer mensen opleiden en in dienst nemen. Maar de wortels van de consultancy bureaus blijken te sterk en het woekeren van de dure externen blijkt te groot. Vorig jaar namen de kosten voor inhuur met 117 miljoen euro toe, de totale kosten zijn daarmee nóg hoger dan in 2011. Het wordt tijd voor een wet tegen inhuur van externen bij de overheid.
Het begon allemaal in de jaren negentig toen de new public manager zijn intrede deed. Ambtenaren wilden plotseling manager worden en overheden moesten ineens worden bestuurd als een bedrijf. Dat ging gepaard ook met een nieuw soort van taal, waarin zonder gêne werd gesproken over ‘regieberaden’, ‘spiegelgesprekken’ of ‘cockpit overleggen’, een consultancy taal die even hevig ging woekeren als die consultancy bureaus. Erg effectief zijn deze externen niet, zeker niet als ze worden ingehuurd voor de ICT, overheden zijn berucht om hun mislukte ICT-projecten. Maar duur zijn dit soort externen wel, ze krijgen vaak torenhoge vergoedingen, ook als hun projecten volledig blijken te falen. Als consultants wél goed werk leveren hebben overheden hier ook weinig aan, omdat deze externen de kennis en kunde weer meenemen waarna opnieuw dure externen moeten worden ingehuurd. Een belangrijk argument voor de inhuur van externen is dat de overheid anders geen goede mensen zou kunnen krijgen. Maar dat is onzin, omdat deze consultants zich richten op de overheid. Als overheden stoppen met inhuren gaan deze bureaus direct failliet.
Bij sommige ministeries wordt in plaats van de afgesproken tien procent bijna 20 procent van de totale personeelskosten uitgegeven aan externe medewerkers. Bij gemeenten is de inhuur van externen in vijf jaar eveneens verdubbeld tot gemiddeld 20 procent, in een aantal provincies is dat zelfs opgelopen tot meer dan 30 procent. In dit land kan geen verandering worden doorgevoerd of consultancy bureaus zetten hun voet tussen de deur. Om te weten te komen hoe we deze woeker zouden kunnen voorkomen heb ik eens gekeken naar de adviezen voor de bestrijding van de Japanse duizendpoot. Bestrijdingsmiddelen blijken niet te helpen, hoe chemisch het goedje ook is. Zelfs met tak en wortel uitgraven biedt geen garantie. Het beste lijkt nog het consequent maaien en afvoeren van de plant. Ik ga dat proberen door een nieuwe wet te maken, waarin staat dat overheden niet meer dan tien procent van hun personeelskosten mogen uitgeven aan de inhuur van externen. De miljarden euro die ministeries, gemeenten en provincies daarmee besparen kunnen we investeren in het aannemen en opleiden van goede eigen medewerkers. Een wet die een einde moet maken aan de woeker van de consultancy.
Ronald van Raak schreef eerder over zijn wetsvoorstellen voor een bindend referendum en voor de afschaffing van het wachtgeld voor politici. Beide wetten zijn nu in de Tweede Kamer in behandeling.