Stalkers hebben vaak maling aan een gebiedsverbod of contactverbod dat hun is opgelegd. Daarbij verloopt de handhaving van deze beschermmaatregelen niet effectief doordat politie en justitie de overtredingen maar ‘zeer beperkt’ proactief vaststellen. Dat concluderen criminologen van de Erasmus Universiteit Rotterdam in een onderzoek.
De signalering van schendingen hangt meestal af van meldingen door het slachtoffer zelf. Dit levert volgens de onderzoekers problemen op voor het rondkrijgen van het bewijs.
Zij onderzochten 423 zaken die bij het Openbaar Ministerie en de reclassering bekend zijn. Daarvan werd in een kwart van de gevallen een verbod geschonden. In een enquête onder ruim honderd slachtoffers is sprake van twee keer zoveel schendingen.
De onderzoekers stellen ook vast dat een verbod bij ongeveer de helft van de slachtoffers bijdraagt aan het vergroten van de veiligheidsbeleving. ”Tegelijk voelt ruim twee derde van de slachtoffers zich ondanks het verbod nog altijd erg onveilig. Daarbij speelt ook de angst voor de veiligheid van naasten, die vaak niet door het verbod worden beschermd, een grote rol”, aldus de Rotterdamse wetenschappers.
Het onderzoek werd gedaan in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
ANP