De VVD heeft alles mee. Dat vonden ze twintig jaar geleden ook al bij de VVD. In korte tijd was Nederland van een kerks land een ontkerkelijkt land geworden, waarmee de basis onder het CDA was geërodeerd. De kiezers van Nederland rekenden zich steeds minder vaak tot de arbeidersklasse en werden steeds vaker tot de middenklasse gerekend. In die combinatie van effecten had de VVD er bijna recht op om eindelijk, maar op stabiele fundamenten, de grootste partij van Nederland te worden en te blijven. En nu?
Voor Hans Dijkstal, die in 1998 Frits Bolkestein was opgevolgd als politiek leider, was het niet zo nodig te bedenken waar zo’n VVD nou voor stond, want de kiezers zouden bij gebrek aan alternatief toch wel naar de VVD komen. Hij regeerde met de PvdA en was in 2001 van plan dat te blijven doen. Dijkstal zag de VVD als een bestuurderspartij. En verkiezingen waren er voornamelijk om de krachtsverhoudingen tussen de PvdA en de VVD vast te stellen, waarbij de VVD op termijn recht had de grootste te worden. En toen kwam Pim Fortuyn.
Fortuyn bezorgde – zelfs nadat hij was doodgeschoten – in 2002 de regeringspartijen PvdA en VVD de grootste nederlaag uit hun geschiedenis. PvdA en VVD hadden, samen regerend met D66, acht jaar lang de politiek gedepolitiseerd. De paarse regeringspartijen waren hooguit de linker- en rechtervleugel van zichzelf geworden en veel verschil was er niet meer. De VVD kon zichzelf wel recht op kiezers toedichten, maar vanzelfsprekend bleek dat dus niet. Er kon vrij simpel worden ingebroken worden in het kiezersvolk dat de VVD zichzelf had toegedicht.
De jonge VVD-staatssecretaris Mark Rutte vond niettemin al kort na de Fortuyn-opstand dat – zonder die naam te noemen – Dijkstal het toch bij het rechte eind had. Rutte wilde van de VVD een sociaal-liberale partij maken: niet van parelkettingen maar wel van bijstandsmoeders en allochtonen, een partij die ook D66-kiezers moest aanspreken.
Toen Rutte in 2006 partijleider werd, zat hij in wezen nog steeds op die lijn. Zijn verkiezingsprogramma van dat jaar had de trekken van een D66-verkiezingsprogramma. Immigratie was bijvoorbeeld een zegen en als de integratie niet zo’n succes was lag dat aan discriminatie. Het werd geen succes. Mark Rutte begon zijn leiderschap in november 2006 met een verkiezingsnederlaag.
In reactie werd de VVD van Rutte rechts. Het woord ‘rechts’ was de jonge partijleider in de mond bestorven. Hij citeerde rechtse economen en reisde naar Denemarken, waar de liberalen regeerden met gedoogsteun van populisten die de grenzen wilden sluiten voor niet-westerlingen. De VVD vond zichzelf de partij voor de Hardwerkende Nederlanders. In 2009 werd Rutte’s nieuwe koers bekroond met een motie van wantrouwen tegen het kabinet-Balkenende, waarmee de bestuurderspartij VVD wilde tonen geen halfzacht meelopertje te zijn.
Die motie wordt vaak gezien als de basis van de verkiezingsoverwinning van de VVD van juni 2010, die Rutte het premierschap bracht. Als het aan de partijleider lag, had zijn eerste kabinet minstens zo goed een paarsplus-kabinet geweest kunnen zijn met PvdA, D66 en GroenLinks, maar toen er een opstand in eigen gelederen dreigde werd het toch een kabinet met het CDA, gedoogd door de PVV. Met een regeerakkoord waarvan Rutte nu hoopte dat rechts Nederland de vingers er bij af zou likken.
Anderhalf jaar later stapte de PVV er uit (mogelijk met een duwtje mee van Rutte) en ging de VVD van Rutte met groot enthousiasme regeren met de PvdA van Diederik Samsom, waarbij zowel Rutte als fractieleider Halbe Zijlstra ook met enthousiasme het nivelleringsbeleid van de PvdA overnamen als ware het VVD-beleid. Met de PvdA verhoogde de VVD de pensioenleeftijd in een zodanig tempo, dat Rutte die in 2019 terugblikkend ‘hysterisch’ noemde.
In de verkiezingscampagne had Rutte werkend Nederland 1000 euro extra beloofd, de hypotheekrente zou onaangetast blijven en er zou geen extra euro naar Griekenland gaan. Zoals hij in 2010 campagne had gevoerd tegen windmolens, die op subsidie draaien. In plaats daarvan kwamen er lastenverhogingen – die in 2019 nog niet zijn opgehouden – de aftrek van hypotheekrente werd in hoog tempo minder lucratief, er kwamen extra miljarden voor Griekenland en zowel Nederland als de Noordzee worden in hoog tempo vol gezet met gesubsidieerde windmolens.
De VVD belooft keer op keer lastenverlichting, maar in werkelijkheid zijn in de Rutte-jaren de collectieve lasten met zo’n 30 miljard euro gestegen. Per Nederlander – kinderen en grijsaards gelijk gerekend – zijn de collectieve lasten in de Rutte-jaren niet met 1000 euro gezakt, maar met 1000 euro gestegen. Er wordt van VVD-zijde opmerkelijk weinig vernomen over de Hardwerkende Nederlander, en daar is ook alle aanleiding voor.
Toen Rutte in 2017 ging regeren met CDA, D66 en ChristenUnie bleek Rutte nog aardiger voor de multinationals dan vaak toch al van de VVD werd verwacht, maar steunde de VVD ook het klimaatbeleid van D66, dat op zich weer rivaliseert met oppositiepartij GroenLinks. Jesse Klaver hoefde niet te regeren om ‘het groenste kabinet ooit’ aan zijn zegekar te binden.
De VVD steunde het gasverbod voor burgers van Milieudefensie en de Klimaatwet van PvdA en GroenLinks. Daar had het verkiezingsprogramma van de VVD nou weer niets over gezegd, dat Nederland onder VVD-leiding klimaatkoploper van de wereld moest worden. Hoe lang gaat het duren, voordat de VVD het eigen klimaatbeleid bij nader inzien toch ook maar weer ‘hysterisch’ noemt?
Van huis uit was de VVD qua internationaal beleid altijd wat meer Atlantisch dan Europees. Rutte bleek in Den Haag steevast Geert Wilders en in Brussel Alexander Pechtold, zoals Wilders en Pechtold zelf ook wel zagen. Net zo makkelijk steunde Rutte als VVD-leider steeds van harte de Belg Guy Verhofstadt als leider van de liberalen in het Europees parlement. En eurofieler dan Verhofstadt worden ze weinig aangetroffen.
Eerder zei Rutte dat Zuid-Europese landen alleen werden geholpen om in de euro te blijven. Maar – in debat met Thierry Baudet – zei Rutte dat Griekenland en Italië nooit in de euro hadden gemoeten en dat Nederland deelname aan de euro nodig had omdat de Nederlandse banken anders zouden omvallen. ‘Want Zweden en Denemarken hebben geen grote banken zoals wij’. De euro als steunpilaar voor de bancaire grootbedrijf, waarvan de meeste tien jaar geleden ook al eens zijn gered zijn voor risico van de Hardwerkende Nederlanders?
Sinds 2016 is de VVD zonder enig intern debat de politiek leider gevolgd in zijn nieuwe houding van Europa-toewijding, die door VVD’ers wordt verklaard uit het idee dat de wereld veranderd is – Poetin en zo. Echter: vooral de VVD is veranderd als het om Europa gaat. Het onderscheid met D66 is weer kleiner geworden.
Oppervlakkig gezien lijkt het, of de VVD geen last heeft van het draaien, keren en spinnen, van het leveren van het omgekeerde van wat je van een grote liberale partij in Nederland zou verwachten en wat die grote liberale partij beloofde te doen. Op het eerste gezicht lijkt het of de VVD – zoals Dijkstal het al zag – gegeven de samenstelling van de bevolking het zich kan permitteren om een wat speelse relatie met de waarheid te hebben, omdat aan het eind van de dag de mensen zich toch wel weer tot de VVD te bekennen. Je zou zelfs kunnen denken dat de reeks van integriteitsproblemen en dat ook de aanhoudende omarming door de VVD van de lobbycratie de partij niet deert.
Maar ondertussen lopen de leden weg en zijn de kiezers ontrouw. Toen Rutte aantrad had de VVD nog 40.000 leden, nu zijn het er nog maar 25.000. In 2012 behaalde de VVD bij de Tweede Kamerverkiezingen nog 26,6 procent van de stemmen, maar bij de laatste lokale, regionale en Europese verkiezingen kwam de VVD niet verder dan 13 à 15 procent. Bij de Statenverkiezingen noch bij de Europese verkiezingen werd de VVD de grootste. Als er één partij last heeft van afsplitsingen is het wel de VVD. Niet alleen de PVV, maar ook Forum voor Democratie kan tot op zekere hoogte als afsplitsing van de VVD worden beschouwd.
Het heeft er alle schijn van, dat in de VVD van Mark Rutte een heilig geloof bestaat in campagnekunstjes als middel om de eigen ongeloofwaardigheid weg te poetsen. Een van de laatste acties was de uitvinding van het ‘vaasje’ dat Nederland voorstelt en zomaar kwetsbaar zou kunnen blijken als Nederland niet achter de VVD zou blijven aanlopen. De potsierlijke verkleedpartijen van Mark Rutte – gympen, jeans en hemdsmouwen, want ‘doener’ – passen in dat beeld.
De vraag die zich opdringt, is of er in Nederland niet gewoon behoefte is aan een betrouwbare liberale partij, die denkt en handelt als een liberale partij, die campagne voert als een liberale partij en na de verkiezingen op zijn minstens naar vermogen handelt in de lijn van wat er voor de verkiezingen is beloofd?
Nu is het nogal modieus om je als politicus liberaal te noemen, ook onder uitgesproken niet-liberalen, die het Amerikaanse ‘liberal’ niet begrepen hebben (dat staat voor ‘progressief’, dan wel ‘links’). Maar, afgepeld, mag van een liberale partij in Nederland toch verwacht worden dat die een kleine overheid nastreeft die geen onnodig beslag legt op het geld en de vrijheid van de burgers, maar wel staat voor de kerntaken van de overheid, de veiligheid voorop.
Een betrouwbare liberale partij houdt naast die vuistregel steevast het belang van de burger in de gaten. Dan hoef je je ook niet plotseling weer tot die burger te bekennen als je eerst voorrang hebt gegeven aan de multinationals of aan het klimaat. De VVD zakt na dertien jaar leiderschap van Mark Rutte grandioos door de mand als deze eenvoudige toets moet worden gedaan.
Het is een misverstand dat zo’n levensgroot probleem zomaar weer opgelost kan worden door een interview van fractievoorzitter Klaas Dijkhoff die zegt voor de burgers te kiezen boven het klimaat – zonder dat het consequenties heeft. Of door een speech van Rutte, die het grootbedrijf een jaar geleden nog door dik en dun aanbeval, maar diezelfde bedrijven nu verantwoordelijk houdt voor lage loonstijgingen en zo de aandacht probeert af te leiden van het feit dat voor de zoveelste keer zijn eigen lastenverhogingen de loonstijgingen opeten.
Ja, er is vraag in Nederland naar een goede liberale partij, een partij waar je als lid of als kiezer op kunt rekenen. Een koersvaste partij, waar je als kiezers van weet waar die heen gaat. Zo’n partij kan niet zomaar rekenen op de kiezersgunst, maar maakt in Nederland een goede kans in de smaak te vallen bij veel kiezers als die partij doet wat je van een liberale partij verwacht. Het is wel zeer de vraag of de VVD anno 2019 die partij is. Of zelfs maar kan zijn.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.