Vanavond sluit het parlement voor twee maanden zijn deuren. Het zomerreces begint. Maar voordat we uitvliegen naar verre vakantieoorden en ons languit aan infinity pools gaan herpakken, is het tijd voor wat reflectie. Waar staan we nu, als partij – en waar gaan we heen? Ter afsluiting van het parlementaire jaar: een Zomermanifest over Forum voor Democratie (FvD) als brede, liberaal-conservatieve beweging.
We zijn dit jaar van een kleine, kwikzilverige startup uitgegroeid tot één van de grootste partijen van het land. We hebben aan alle verkiezingen een keer meegedaan: de Tweede Kamerverkiezingen (2017), de Gemeenteraadsverkiezingen (2018), en natuurlijk de Provinciale Statenverkiezingen en de verkiezingen voor het Europees Parlement (2019). We zijn daarmee in alle bestuurlijke lagen vertegenwoordigd. En zelfs de grootste geworden in Zuid-Holland, Noord-Holland en Flevoland – waarmee we ook de grootste fractie in de Eerste Kamer hebben kunnen vormen. Meer dan 35.000 leden dragen inmiddels via provinciale teams, expert-groepen, evenementen, contributies en commentaren bij aan het slagen van onze missie.
Onvermijdelijk gaat dit alles ook gepaard met groeistuipen, rimpels en plooien. Met onverwachte successen of momenten van tegenslag. Soms is het zoeken naar de juiste toon. Of wordt een tweet, citaat of gedraging tot belachelijke proporties uitvergroot in de media. De framing is enorm. Nadat we anderhalf jaar stabiel op zo’n 15 zetels in de peilingen stonden, zijn we dit voorjaar tot boven de 20 gestegen en ontstond een nieuwe, ongekend felle campagne tegen onze partij. Hele Wikipedia-pagina’s werden opgericht om één enkel woordje in een speech met terugwerkende kracht ‘omstreden’ te maken, hele bossen werden gekapt om columnpapier te verschaffen aan boze commentatoren. Het hoort er allemaal bij. Het is onderdeel van het avontuur dat we met elkaar zijn aangegaan.
Ons doel, onze taak, is het neerzetten en uitbouwen van een brede, liberaal-conservatieve beweging – want dat is wat Forum voor Democratie wil zijn. Onze kracht ligt erin dat we zowel praktische politiek bedrijven, via moties, debatten en beleidsstukken, als ook regelmatig de diepte in duiken om de onderliggende vraagstukken in kaart te brengen. We agenderen dagelijkse misstanden die de mensen direct raken en we durven tegelijkertijd ideologische vergezichten te schetsen. We hameren op slimme oplossingen die per direct zijn in te voeren en vooral durf en daadkracht vergen; maar schuwen ook de onvoorspelbare dynamiek van een controversiële overdenking niet.
Zo hadden wij nooit die verrassende wending kunnen geven aan het debat over klimaat en energie, als we ons daar niet al op de Winterschool van januari 2018 in hadden verdiept en grondig studie hadden gemaakt van de heethoofdige opwarmingstheorieën en zeespiegelprognoses die de discipelen van Al Gore ons voorhouden. Maar om écht een ander geluid te laten horen was het ook nodig om de klimaathype cultuurhistorisch te duiden. Het klimaatdebat is geen rationele discussie – dat is het nooit geweest. Al in elk geval sinds de ‘club van Rome’ zoekt de Westerse mens naar een aflaat, naar boetedoening. En onder al het milieuactivisme ligt dus vaak een diepe spirituele leegte. Als we meer willen doen dan eindeloos symptomen bestrijden zullen we die óók in het vizier moeten hebben en moeten adresseren.
Dit in elkaar grijpen van praktijk en theorie speelt ook bij andere onderwerpen. Neem het verbeteren van het onderwijs. Uiteraard begint dat met het stoppen van linkse indoctrinatie, het keren van de uitstroom van goede docenten en het snoeien in overdreven regelzucht. Maar op termijn moet je ook nadenken over de inhoud van het curriculum: wat willen we nu eigenlijk dat leerlingen leren? Hoe zien we de ideale verhouding tussen praktisch en theoretisch geschoolden (wij stellen voor te stoppen met dat schijnonderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ opleidingen); wat betekent het eigenlijk om een ‘kenniseconomie’ na te streven – importeer je dan je stukadoors, je taxichauffeurs, je verplegend personeel (en willen we dat wel)? Hoe zien we bovendien de psychologie van het kind, hoeveel vrijheid moet je jonge mensen geven? Wat is de rol van scholen in een afbrokkelende sociale gemeenschap, de rol van ouders in een tijd van echtscheidingen en fulltime werkende tweeverdieners? Zijn kinderen nog wel voldoende ‘ingebed’ om zich de leerstof eigen te kunnen maken en zich te ontwikkelen tot evenwichtige volwassenen?
Structurele verbetering van het onderwijs kan alleen slagen als onze partij daar óók over nadenkt. Zo zit je vanuit een ogenschijnlijk eenvoudige beleidskwestie (‘beter onderwijs’) in enkele stappen opnieuw bij diepe, cultureel-maatschappelijke vraagstukken die grondige reflectie vereisen.
We zijn ons daar terdege van bewust, en willen dus allebei doen: de acute problemen aanpakken én nadenken over de richting die we op middellange termijn moeten kunnen wijzen. Het één gaat niet ten koste van het ander. Praktijk en theorie versterken elkaar juist.
Hetzelfde geldt voor het aanpakken van de immigratie- en integratieproblematiek. Waarom blijkt het nu eigenlijk zo moeilijk om bij uitstek islamitische immigranten te integreren? Waarom zijn er zulke enorme verschillen in arbeidsparticipatie, criminaliteitscijfers en de uitslag van CITO-toetsen? Nog lastiger: waarin moeten deze immigranten nu eigenlijk integreren? Wat is onze Westerse beschaving, onze Nederlandse samenleving? Zeker, dat is een samenleving die zich kenmerkt door een aantal rechtsstatelijke en democratische waarden, maar daarmee is toch zeker niet alles gezegd. Als het zo eenvoudig was, zou het niet zoveel problemen opleveren – en zou het ook elders in de wereld als vanzelfsprekend worden nagevolgd. Blijkbaar is onze Europese cultuur het resultaat van een uiterst complex en fijnmazig ontwikkelingsproces, waarin het klassiek humanisme een rol speelt, het joods-Christelijk erfgoed, de Verlichtingswaarden, enzovoorts. Die zullen we als partij dan toch ook moeten inventariseren, bevragen, tegen het licht houden, om ze te kunnen doorgeven aan de nieuwe generatie…
Of nog zoiets: de woningnood en de bereikbaarheid van onze stadskernen. FVD wil dit aanpakken. Bestaande bestemmingsplannen moeten worden vlotgetrokken, het enorme aantal woningen dat bij voorrang aan asielzoekers ter beschikking wordt gesteld moet eerst gaan naar de Nederlanders op de wachtlijsten, de macht van de corporaties moet worden gebroken en het autootje pesten moet stoppen.
Maar wat voor soort woningen willen we eigenlijk bouwen? Eengezinswoningen, vrijgezellenwoningen, generatiewoningen? En in wat voor bouwstijl? Hoe ziet een goede wijk er uit? Wat is de gewenste verhouding tussen arm en rijk, tussen wonen, werken en winkelen, tussen huur en koop? Hoe vangen we de vergrijzing op? Ja, wat voor soort land willen we eigenlijk zijn, hoe dichtbevolkt, hoe ingericht? En hoe ontwikkelt onze samenleving zich als gevolg van emancipatie, immigratie, internetcultuur, consumptiemaatschappij en ghetto-vorming in de buitenwijken van grote steden?
Wij zijn juist zo teleurgesteld in de huidige politiek omdat een diepere visie op dit soort thema’s telkens weer ontbreekt. Premier Rutte is daar zelfs trots op en ziet het gewone managen, van dag tot dag, als zijn belangrijkste taak: ‘wie visie mist moet naar de oogarts.’ Wij denken daar echt fundamenteel anders over. Voor wie niet weet waar hij heen wil zeilen, is elke wind even gunstig. En zo dobberen onze bestuurders dan ook maar al te vaak een beetje mee op de impulsen van het moment. Waardoor we als land uiteindelijk volkomen stuurloos blijken te zijn en van de ene onvoldragen schijnoplossing naar de andere falende hervorming struikelen. Op alle terreinen. Keer op keer.
Dat zie je bijvoorbeeld ook in het drama rond de euro. Vrijwel niemand in de Tweede Kamer had zich ooit eens écht verdiept in wat het nu eigenlijk betekent om met meerdere, zeer verschillende landen één munt te delen. Het leek ze simpelweg best praktisch, best handig: hierdoor zouden onze vaasjes nog meer gaan glimmen dan normaal! Geen grenswisselkantoren meer, makkelijk op vakantie, Nederland is een handelsland – we kunnen de clichés inmiddels wel dromen. Maar wat de gevolgen zijn van cultuurverschillen, zoals die tussen Noord en Zuid Europa, op de ontwikkeling van conjunctuurcycli; wat de effecten zijn van het (de facto) collectiviseren van schulden door een activistische ECB; wat, vervolgens, de noodzakelijke maatregelen zijn die de EU vanuit Brussel moet nemen om de munt en het continent weerbaar te houden tegen divergentie, economische crises en politiek opportunisme in vergrijzende landen zonder pensioenspaarpot: daarover hadden ze werkelijk geen idee. Ze hadden er überhaupt nog nooit over nagedacht.
En precies dát verklaart waarom die gewone man, de spreekwoordelijke voetbalvader of schoolpleinmoeder, steeds weer in de kou komt te staan; het vertrouwen in de gevestigde politiek verliest; en zo enthousiast overstapt naar FVD. Onze beleidsvoorstellen gaan veel dieper dan de waan van de dag. Een misschien wat hoogdravende speech, een essay over Houellebecq: ze komen voort uit een poging daadwerkelijk tot de kern te komen. Er wordt bij ons écht over zaken nagedacht. Omdat we alleen dán met beleidsvoorstellen kunnen komen die hout snijden.
Wij geloven dus dat onze beweging zowel moet uitblinken in praktische alternatieven als in diepgravende analyses. Het één kan niet zonder het ander. Daarom heeft Annabel Nanninga gelijk als ze zegt dat we de acute noden van de kiezer nooit mogen vergeten; maar heeft Freek Jansen óók gelijk als hij jongeren diezelfde middag oproept zich te verdiepen in de politiek-theologische achtergrond van de huidige crisis. Nausicaa Marbe heeft gelijk als ze stelt dat we een open, tolerant en pluriform patriottisme moeten uitdragen; maar Paul Cliteur heeft óók gelijk dat we bepaalde waarden – de Verlichtingswaarden – nooit mogen loslaten.
Precies die Verlichtingswaarden vormen ons uitgangspunt: gelijkheid voor de wet, vrijheid van meningsuiting en mensen beoordelen op individuele kwaliteiten en persoonlijke titel. Daarmee zijn we dus tegen elke vorm van identiteitspolitiek: we willen mensen niet inkaderen op grond van ras, geslacht, geloof, seksuele voorkeur, enzovoorts – maar juist als individu tot hun recht laten komen. In de geest van de Verlichting willen we bovendien overal over kunnen nadenken. Sapere aude, zegt Kant: durf te weten. Te bevragen. Te onderzoeken. We gaan te rade bij linkse en rechtse denkers; we leggen ons oor te luisteren bij wetenschappers, ondernemers, flexwerkers en agrariërs; bij vertegenwoordigers van de intellectuele beweging rondom Trump (die met veel angst en beven wordt aangeduid als ‘altright’) – maar ook bij verstokte sociaal democraten en woedende critici van het neoliberalisme. Alleen wie zich grondig verdiept in alles wat er in de wereld te vinden is, kan een onafhankelijk, afgewogen oordeel vellen.
Ondertussen hebben we ook serieuze kritiek op de Verlichting – met name op het erin vervatte idee dat we de mens helemaal los van sociale en maatschappelijke context kunnen begrijpen. Met al onze rationaliteit en ons industrieel en technologisch succes, wordt al snel vergeten dat ieder mens ook ingebed wil zijn in een samenleving, een cultuur, een natie, een traditie. De homo economicus die louter door materieel eigenbelang wordt gedreven bestaat niet; en evenmin is het reëel te verwachten dat ‘alle menschen werden brüder’. Ja, dat socialistische droombeeld ontspruit óók aan de Verlichting en het blijkt in de praktijk toch behoorlijk gevaarlijk en intolerant te kunnen uitpakken. Zo dreigt de drang naar gelijkheid voortdurend de vrijheid te ondergraven.
Dus moeten we, tegen die achtergrond bezien, niet ook mild-gestemd oordelen over de ‘irrationele’ aspecten van het bestaan – zoals geloof, familiale hechting en verleidingsdans? Zijn het niet precies deze zaken die ons, vanwege hun ‘intermediaire’ functie (zoals Montesquieu het noemt) beschermen tegen machtsmisbruik, willekeur en atomisering? Hoe kunnen we onszelf in het keurslijf van de moderne, oppervlakkig-hedonistische psychologie persen als we zo paradoxaal in elkaar steken, voortdurend balancerend tussen gelijkheid en hiërarchie, vrijheid en lotsbestemming? Hoe beperken we onszelf in een ‘globale’ wereld waarin we voortdurend gebombardeerd worden met reclames voor steeds weer dezelfde producten en diensten? Hoe behouden we de menselijke maat in een tijd van smartphones en internet?
Hier, op het snijvlak tussen individualisme en gemeenschapszin, tussen vrijheid en geborgenheid, bevindt zich onze beweging – daarom noemen we onszelf liberaal-conservatief. Daarbij zullen we op sommige issues meer richting individualisme neigen, terwijl we op andere juist richting gemeenschap overhellen. We zullen nu eens kiezen voor materieel gewin, dan weer voor spiritueel belang. Voor gelijkheid, voor vrijheid. En ook binnen onze gelederen zal daar nog geregeld de nodige discussie over bestaan.
Dat hopen we, tenminste. Want we geloven dat die discussies ons sterker maken. We zijn een partij die door de clash of opinions tot de beste inzichten en argumenten komt. Zo blijven we bovendien een politieke vernieuwingskracht met vele gezichten, vele smaken en stijlen. Dat we referenda willen, democratische hervorming, gecontroleerde immigratie en grensbewaking, lagere belastingen en een kleinere overheid, beter onderwijs, minder bureaucratie in de zorg: daarover zijn we het eens. We willen een nieuwe luchthaven in zee, meer geld voor defensie en politie, meer traditionele woningbouw en stoppen met de ‘energietransitie’ die ons 1.000 miljard kost en niets oplevert. De koopkracht moet omhoog, de regeldruk naar beneden.
Uiteindelijk is ons doel het veranderen van de weg-met-ons mentaliteit die onze politieke, culturele en journalistieke elites doordrenkt. De oikofobie. Want die verklaart de slappe knieën van kartelpolitici, de schaamte voor onze geschiedenis, het weggeven van onze gulden, de sfeerloze, liefdeloze architectuur. Wij willen het zelfvertrouwen van het Westen herstellen; een brede maatschappelijke beweging worden die op alle fronten, over de hele linie, een omslag teweeg brengt. Een soort inversie van mei ‘68. Een lange mars door de instituties.
Maar in de nadere invulling van dit grote project zullen ongetwijfeld nog voldoende onderwerpen langskomen waarover we het niet altijd eens zijn; onderwerpen die een hachelijke belangenafweging vergen of een keuze tussen twee kwaden. Ook op het gebied van persoonlijke stijl kunnen meningen uiteen lopen, en we waarderen het dat daarover óók gesproken kan worden binnen onze partij. Het is een onderdeel van de Nederlandse cultuur die we koesteren en voelen in onze vezels: wars van overdreven formaliteiten, open, eerlijk, het hart op de tong en evenveel meningen als mensen. Met grote ruimte voor andersdenkenden en een stip op de horizon waarheen we varen – zoals we altijd hebben gedaan (daar komt die VOC-mentaliteit weer om de hoek kijken!). Eendrachtig én vol discussie. Voor ons is dat dé manier om onze gedachten te scherpen en de partij nog beter te maken. Een partij waarop we net zo trots kunnen zijn als op ons land.