Recensie

Biografie – Alfred Mozer: Duitser, Nederlander, Europeaan

08-07-2019 18:11

Robert Schuman, minister van Buitenlandse Zaken in de Vierde Franse Republiek, komt aan op Schiphol. Op 9 mei presenteerde hij het Schuman-plan, voor een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Hij wordt de vader van de Europese grondwet genoemd. ANP PHOTO PETER VAN ZOEST

Er zullen nog maar weinig lezers zijn die de naam van Alfred Mozer nog iets zegt. Onlangs verscheen een biografie van deze Duitse Nederlander die tussen 1951 en 1958 buitenlandsecretaris was van de PvdA en daarna kabinetschef van Eurocommisaris Sicco Mansholt. Mozer werd in 1905 in München geboren en bracht daar zijn jeugd door. Hij maakte er de mislukte putsch van Hitler mee. Zijn moeder was Duitse, zijn vader Hongaar. In 1928 verhuisde hij naar Oost-Friesland en werd in Emden – vlak bij de grens met Groningen – politiek actief voor de SPD. Mozer was in de eerste plaats een politiek geëngageerde journalist die zich in felle bewoordingen keerde tegen de nazi’s, maar ook tegen de communisten. Hij zag de communisten niet als bondgenoten maar als vijanden van de sociaaldemocratie. Mozer werd in 1930 veroordeeld wegens belediging van de Stahlhelm, een aan de Nationale Volkspartij verwante para-militaire organisatie. De manier waarop nationaalsocialisten, communisten en sociaaldemocraten in Emden met elkaar omgingen wordt gedetailleerd beschreven en is, mede doordat de lezer de afloop al weet, huiveringwekkend.

Na de machtsovername van Hitler vluchtte Mozer naar Nederland. Hij werd daarbij geholpen door Groningse SDAP-ers met wie hij nauw contact onderhield. Toen hij op 8 mei 1933 de grens passeerde was hij 28 jaar. Hij reisde meteen door naar Amsterdam, waar hij nog datzelfde jaar actief werd in het Comité voor Politieke Duitse Vluchtelingen, opgericht op initiatief van Koos Vorrink. Aanvankelijk werd Mozer opgevangen door een diamantslijper die op de Vechtstraat woonde, later zou jij met zijn vrouw Änne naar de Rijnstraat verhuizen. Mozer werd actief in de SDAP, tot hij in 1940 moest onderduiken in het dorp Portugaal bij Rotterdam. Hij leefde daar in een volledig isolement.

Hij las veel en dacht na. Vooral over Europa. Na de oorlog werd hij weer politiek actief, nu voor de PvdA; hij keerde niet terug naar Duitsland. Eén van de redenen leek te zijn dat hij kritiek had op de nationalistische strategie van de Duitse SDP. Binnen de PvdA maakte hij zich sterk voor een verzoening met ‘het andere Duitsland’. Hij keerde zich tegen het anti-Duitse revanchisme in Nederland waarbij de ‘grenscorrecties’ de vorm aannamen van landjepik. De oplossing voor het Duitse vraagstuk lag volgens Mozer in een federaal Europa, waar Duitsland deel van zou uitmaken. Hij werd actief in de Europese beweging.

Al in de zomer van 1946 maakte hij in dat kader een reis naar Duitsland. Hoe die reis precies tot stand kwam kon Paul Weller, de biograaf van Mozer, niet achterhalen. Eenvoudig was het in elk geval niet omdat de Nazi’s Mozer zijn Duitse nationaliteit hadden ontnomen en hij de Nederlandse nationaliteit nog niet had. Hij was dus statenloos. Jo Meynen, minister van Oorlog (dat heette toen nog zo, M.F.), bracht uitkomst. “Ik kan je onmogelijk in een Nederlands militair pakje sturen, je bent immers nog niet genaturaliseerd.” Mazer kreeg daarom papieren mee waarin stond dat hij de rang van kolonel bekleedde, met het recht in burger te reizen. Meynen was van de ARP, maar eigenlijk was dit een typisch katholieke oplossing.

Hoe het ook zij, Mozer was een uitstekende kwartiermaker voor het gezelschap, niet alleen omdat Duits zijn moedertaal was, maar ook omdat hij als oud-journalist en oud-SDP politicus veel sleutelfiguren in het naoorlogse Duitsland kende. Hij kwam, mede op grond van deze rondreis, tot de conclusie dat de industriële ontmanteling van Duitsland niet tot stabiele verhoudingen in Duitsland zou leiden, maar tot een Duits revanchisme. Duitsland zou, in de ogen van Mozer, na de denazificatie weer een zelfstandige natie moeten worden, maar dan ingebed in een Europese federatie.

Niet iedereen binnen de PvdA was het daarmee eens. Met name Willem Drees stond argwanend ten opzichte van het Europese federalisme. Hij meende dat in zo’n federatie de christendemocraten (lees: de katholieken) zouden gaan overheersen.

Het merkwaardige feit deed zich voor dat er in het katholieke kamp ook een groot voorstander was van de inbedding van Duitsland in een Europese Gemeenschap. Dat was Hans Hirschfeld die net als Mozer van Duitse afkomst was. Ook Hirschfelds moeder was Duitse, terwijl zijn vader uit Riga kwam. Hirschfeld (1899-1961) was een generatiegenoot van Mozer, maar Hirschfeld was als baby naar Rotterdam verhuisd, 34 jaar voordat Mozer naar Nederland kwam. Dr. Hans Max Hirschfeld zou de eerste zijn die aan de Rotterdamse HandelsHogeschool promoveerde. Vanaf 1931 was Hirschfeld als directeur-generaal van Economische Zaken verantwoordelijk voor de economische betrekkingen tussen Duitsland en Nederland. Hij zou in de periode 1931-1940 een reeks van hoge ambtenaren opleiden, waaronder ook de latere PvdA-ers Piet Kuin en Pieter Lieftinck.

Tijdens de bezetting was hij als plaatsvervangend secretaris-generaal van Economische Zaken en Voedselvoorziening de hoogste ambtenaar. Na de oorlog moest hij zich voor een zuiveringscommissie verantwoorden. Hij werd, met name door leden van de PvdA, beschuldigd van economische collaboratie en van ‘onvoldoende begrip voor de grote geestelijke waarde van het verzet’. Hij zou uiteindelijk van alle blaam gezuiverd worden, maar de beschuldigingen bleven aan hem kleven. Toch kreeg Hirschfeld al in oktober 1946 opnieuw een belangrijke rol in de Duits-Nederlands betrekkingen. Net als Mozer zag ook Hirschfeld niets in grootscheepse ‘grenscorrecties’ en in een ontmanteling van de Duitse industrie, zoals die door Frankrijk, maar ook door veel Nederlanders werd bepleit. Hirschfeld zou in 1947 de onderhandelingsdelegatie leiden die in de conferentie van Parijs het Europese Herstel Programma zou vaststellen. De PvdA-er Max Kohnstamm was daar zijn plaatsvervanger en Ernst van der Beugel zijn persoonlijk assistent. De conferentie van Parijs was het begin van de Europese eenwording.

Het is tamelijk bizar dat de twee Duitse Nederlanders, die niet alleen qua afkomst maar ook qua leeftijd en opvattingen veel met elkaar gemeen hadden, kennelijk geen enkel contact hadden. In de biografie van Mozer wordt Hirscheld niet één keer genoemd. Van Hirschfelds entourage worden alleen Ernst van der Beugel en Max Kohnstamm zijdelings genoemd. Op pagina 2013 lezen we:

“Een tiental jonge Haagse ambtenaren richtten zich eind 1951 direct tot het PvdA met een oproep tot grotere activiteit [op het gebied van de Europese éénwording]. Een aantal van hen zou later een belangrijke rol gaan spelen, ook in Europees verband, onder wie Conny Patijn, Ernst van der Beugel, Jaap van der Lee, Ivo Samkalden en Max Kohnstamm. De groep werd weliswaar uitgenodigd voor een gesprek met het bestuur, voor de gelegenheid aangevuld met Mozer, maar van Vorrink kregen ze te horen dat hun kritiek geen hout sneed en at het bestuur geheel op de goede weg was.”

Van enige samenwerking tussen Mozer en deze invloedrijke ‘Groep van Tien’ lijkt geen sprake. Integendeel, toen Mansholt in 1958 Mozer als kabinetschef naar Brussel wilde halen, probeerden Jaap van der Lee en Ivo Samkalden hem daarvan af te houden. En zo moeten wij constateren dat er na de oorlog een grote afstand was tussen de ambtenaren op Binnlandse Zaken en Economische Zaken die zich sterk maken voor de Europese eenwording en het hoofd afdeling buitenland van de PvdA die datzelfde deed.

Mozer bleef actief in de Europese Beweging die in 1952 een referendum hield in Bolsward en Delft, twee steden waarvan de bevolking representatief leek voor heel Nederland. De vraag die werd voorgelegd: ‘Wenst u een een Verenigd Europa onder een Europese overheid met een democratische vertegenwoordiging te omschrijven in een Europese grondwet?’ Meer dan 90 procent van de Delftenaren en Bolswarders gaven als antwoord ‘Ja’. Kom daar nu nog eens om!

Het lijkt erop dat in begin jaren vijftig het partijkartel eurosceptischer was dan de bevolking. De Minister van Buitenlandse Zaken, Dirk Stikker, had in 1949 gewaarschuwd tegen het Europese federalisme als ‘pseudoreligie’. Toch kwam, op voorstel van de Franse minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman, in 1951 de supranationale Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal tot stand, een plan waarvoor Mozer zich in Duitsland het vuur uit de sloffen liep. De SDP wees de EGKS categorisch af. Zij wilden nationalisatie van de Ruhr-industrie, geen internationalisatie. In die periode onderhield Mozer de contacten met andere sociaal-democratische partijen in Europa, maar hij had ook goede contacten met Konrad Adenauer. Zijn politieke carrière binnen de PvdA verliep echter stroef. Hij werd teveel als Duitser beschouwd.

Pas in 1958 ging Mozer naar Brussel als kabinetschef van de eerste Nederlandse Eurocommissaris, Sicco Mansholt. De Europese Gemeenschappen waren een feit, ondanks verzet van de eurosceptici, destijds aangevoerd door Willem Drees sr. Mozer werd een belangrijk man in de Brusselse bureaucratie. Hij is, in de woorden van Paul Weller, ‘politicus tussen technocraten’. Zijn werk richte zich op de ontwikkeling van een Europees landbouwbeleid; hij was diplomaat, tekstschrijver, sparringpartner en politieke ‘blindengeleidehond’ van Mansholt. Daarin was hij zeer succesvol. Maar aan het einde van zijn Brusselse tijd vroeg hij zich openlijk af:

“Kan de gedachte van de Europese eenwording slechts groeien in de schaduw van de puinhopen van een oorlog of ook tussen ijskasten en TV-toestellen?”

Die vraag is actueler dan ooit.

Paul Weller: Alfred Mozer: Duitser, Nederlander, Europeaan (1905-1979). Matrijs, 2019.