De afgelopen maanden ging ik op onderzoek uit in de provincie. FvD is gekozen in alle Provinciale Staten en dus is de vraag hoe de partij daar functioneert. Die vraag is relevant want in tegenstelling tot Den Haag bedrijft FvD hier politiek in de luwte. Hier is weinig journalistiek en dus is er weinig publieke aandacht. Doen FvD’ers hun werk wel, wat voor standpunten nemen ze in en welke toon slaan ze aan? Tijd dus voor een rondje door het land. Ik deed acht provincies aan. Ik leerde iets over FvD, maar vooral over journalistiek.
De provincie is voor veel burgers een oninteressante bestuurslaag en dus zijn er weinig media. De regionale omroepen en kranten doen bij veel thema’s nog steeds verslag, maar zij zijn de enigen. In de provincie weet men precies wie er journalist is: het zijn altijd dezelfde vertrouwde gezichten. Een moderner journalistiek fenomeen ligt hier een stuk lastiger: journalisten zonder vaste standplaats die bij uitzondering langskomen om eenmalig verslag te doen. Het worden er steeds meer. Mensen zoals ik, zeg maar. Hoe gaat de provincie met zo’n toevallige gast om?
Journalistiek bestaat bij de gratie van afstand tussen de verslaggever en degene waarover wordt geschreven. Het duidelijkst zien we dat gebrek aan afstand bij het avondeten: veel Provinciale Staten vergaderen in de middag en de avond. Er zit een pauze in het programma en er wordt een avondmaaltijd geserveerd. Wat blijkt? In zowel Friesland, Overijssel als Flevoland mag je als journalist mee-eten. In Limburg vergadert men overdag en is mee-lunchen geen enkel probleem. Heel aardig natuurlijk, maar toch ook wat ongemakkelijk. Niemand kijkt ervan op.
Eigenlijk weet men wel dat er afstand tussen journalisten en politici behoort te zijn. In Noord-Holland doet men een poging afstand te houden bij de barbecue aan het einde van het politieke jaar. Hoewel drie Statenleden (FvD, D66, PvdD) me uitnodigen om deze bij te wonen, is de persvoorlichter onverbiddelijk: de barbecue is besloten en dus alleen voor Statenleden. Op zich een loffelijk streven de afstand tussen journalisten en politici te herstellen, maar ook een beetje gek want juist het einde van het jaar is een mooie gelegenheid eenmalig wel samen het glas te heffen.
Consistente regels zijn ver te zoeken in de provincie, want binnen twee minuten is in Noord-Holland duidelijk dat de ‘beslotenheid’ van de barbecue een leugen is: de journalist van de regionale krant was eerder wel welkom en er lopen ook allerlei andere gasten rond. We zien hier wat er gebeurt als er opeens een onbekende journalist langskomt: dan weet niemand meer wat de regels zijn of wat wel en niet gebruikelijk is. In Zeeland vraagt de portier mijn naam als ik het provinciehuis wil betreden, zich kennelijk niet realiserend dat een Statenvergadering altijd openbaar is en dat mijn naam hem niets aangaat.
In Zeeland is meer mis: er is een perstribune maar als ik daar ga zitten meldt een griffie-medewerker dat dat alleen mag als ik een perskaart heb. Het deert hem niets dat die kaart geen identificatiemiddel is, maar een lidmaatschapsbewijs van de journalistenvakbond die niet wordt uitgegeven aan parttime journalisten. Ik verkas naar de publieke tribune op de eerste etage, hetgeen me de mogelijkheid ontneemt in contact te treden met Statenleden. In Zuid-Holland word je op dezelfde manier naar een tribune gedirigeerd waar je zo goed als niets kunt zien en niemand kunt aanspreken.
In Utrecht vinden ze de journalistiek zo onbelangrijk dat ze de perstribune hebben opgeheven om meer ruimte te maken voor fractiemedewerkers. Journalisten moesten hier maandenlang met rugpijn op de gewone tribune zitten. Pas na mijn tweets wordt dit gecorrigeerd. Als de gewone verslaggever het vroeg deed men er niets aan.
In Friesland kijkt men ook erg op van je komst en wil de griffie liefst dat je laat weten dat je langskomt. Waarom is een raadsel. Ook hier is de suggestie dat je eigenlijk op de publieke tribune moet gaan zitten want Statenleden hoeven jou toch niet te spreken. In Gelderland is voorlichting het dominantst: naar aanleiding van een tweet over de onduidelijke planning op de website belt een voorlichter je spontaan op en geeft uitleg. Tot zover best hoffelijk, maar ze gebruikt die mogelijkheid ook om over je tweet te klagen, want die past niet bij het gewenste imago van de provincie. Ik gooi de hoorn erop.
Bij de parlementaire journalistiek gelden duidelijke regels hoe er met de pers moet worden omgegaan. In de provincie is dat niet zo: we zien hoe verslaggevers die af en toe verslag komen doen worden overvleugeld door voorlichting en ambtenarij. Verslaggevers moeten zich schikken naar deze willekeur en kunnen ook niet verwachten dat de provincie ze in hun werk ondersteunt. Die ondersteuning zou nogal basaal moeten zijn: een stoel op een plek waar je gewoon de vergadering kunt volgen en op mensen kunt afstappen. Veelzeggend dat dat vaak teveel is gevraagd.