Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Doorbraak.be.
In juli namen mijn vader en ikzelf samen met een 20-tal andere journalisten en beleidsmakers deel aan een studiereis naar Israël en de zogenaamde Westbank, georganiseerd door het Nederlandse CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël). Ondanks haar eigen visie heeft het CIDI haar best gedaan om de deelnemers te laten kennismaken met diverse (f)actoren in het conflict, en met diverse standpunten.
Op een week tijd zagen we enorm veel: Jeruzalem, Tel Aviv, de grens met Gaza, de Golanhoogten (grens met Libanon en Syrië), de ‘Westbank’ (onder meer Ramallah). En we spraken veel mensen, beide kanten van het conflict kregen de kans om ons hun visie te geven: Hamas, Fatah, Likud, Labour, academici van beide kanten, een oud-brigade-generaal van het IDF, veiligheidsexperts, Arabieren in Ramallah, Arabische ouders van ‘martelaars’, bewoners van Israëlische en van Arabische nederzettingen. De CIDI-reis is in Nederland ietwat controversieel, en werd dat nog meer omdat twee ‘Vlaamse rechtsextremisten’ eraan mochten deelnemen.
In zijn column in de Volkskrant schreef René Cuperus dat de CIDI-reis hem ‘zowel Israël-kritischer als Palestijnen-kritischer’ heeft gemaakt. Echter, wie de geschiedenis van het conflict niet kent of slechts oppervlakkig en gekleurd heeft meegekregen, beïnvloed door het Pallywood-narratief dat de afgelopen jaren mainstream is geworden, dreigt Israël te overladen met alle zonden van Israël, of blijft op zijn best hangen in een enerzijds-anderzijdsverhaal; een infantiel narratief dat erop neerkomt dat ‘extremisten aan beide kanten’ een vredevolle oplossing voor het conflict in de weg staan. Dat is een nietszeggende ‘analyse’ die men evengoed had kunnen maken over het ‘conflict’ tussen de geallieerden en nationaalsocialistisch Duitsland.
Het doet denken aan de weinigzeggende ‘David versus Goliath’-observatie dat de ene kant (Israël) veel sterker is dan de andere (de zogenaamde Palestijnen). Gelukkig is dat het geval, want het is de intentie die telt: zou Israël al niet lang van de kaart zijn geveegd mocht het geen schrandere en vindingrijke inlichtingendiensten hebben, geen ijzersterk en altijd paraat militair apparaat bezitten en geen hoogtechnologische en inventieve veiligheidssystemen hebben bedacht?
De allicht voor velen ongemakkelijke waarheid is de volgende: als de (Arabisch-)islamitische wereld het islamitisch geïnspireerde antisemitisme – dat er uit alle poriën (en moskeeën) van de samenleving komt gedropen (in Ramallah wordt Mein Kampf op straat verkocht) – zou laten varen en de wapens zou neerleggen, dan zou er vrede zijn; legt Israël de wapens neer, dan wordt het van de kaart geveegd. Israël wil gewoon overleven en heeft, in tegenstelling tot diverse actoren in de islamitische wereld, geen genocidale bedoelingen. Overigens, toen ik een foto wilde nemen van het boekenstandje met Mein Kampf in Ramallah, werd ik onmiddellijk aangesproken door Palestijnen die me verzekerden dat Israël hetzelfde is als Hitler. Zuiver projectiedenken.
Dat er aan beide kanten extremisten zitten, het zal wel; dat er aan beide kanten fouten worden gemaakt, het zal ook wel; en dat er aan beide kanten ‘mensenrechten worden geschonden’, ook dat zal wel (waar niet trouwens in die regio?). Maar wie de ondertussen 100-jarige geschiedenis van dit conflict goed bestudeert – beginnend bij de eerste Arabisch-islamitische pogrom op Joodse gemeenschappen in Jeruzalem in 1920 en niet, afhankelijk van het narratief dat men wil brengen, beginnend in 1948, 1967 of 1993 – kan niet rond de essentiële vaststelling dat de zogenaamde Palestijnen elke opportuniteit om een eigen, stabiele en veilige staat te stichten vakkundig om zeep hebben geholpen. Dat hebben ze heus niet alleen of op eigen initiatief gedaan, maar met rugdekking of op instigatie van een veelheid aan actoren in de Arabische en islamitische wereld, die steevast laten zien dat ze in wezen Israël van de kaart willen vegen.
Want daar zit natuurlijk de crux. Er is slechts één land in het Midden-Oosten dat dermate onder een vergrootglas van de ‘internationale gemeenschap’ ligt (verdiep u maar eens in de obsessie van de VN met Israël); er is slechts één land in het Midden-Oosten dat zo controversieel is en bovendien existentieel wordt bedreigd: de Joods-democratische rechtsstaat.
Is dat omdat Israël zo’n fout land is, minstens even fout als de tirannieke regimes en mede door shariawetten beheerste samenlevingen in de regio, landen als Libanon, Syrië, Irak, Turkije, Iran, Jordanië, Egypte, Saoedi-Arabië, Libië, Soedan en Eritrea?
Integendeel: je kunt veel kritiek geven op (het beleid van en in) Israël, maar in essentie is het een klein lichtpuntje van verlichting en vrijheid te midden van een gigantische door tribale en islamitische mores beheerste woestijn. Alleen al het lot van niet-Joodse minderheden die Israëlisch staatsburger zijn – bijvoorbeeld de Bahai – vergeleken met dat van niet-islamitische minderheden in de rest van de (geïslamiseerde) regio – niet in de laatste plaats christenen – leidt tot dat besluit.
Het is in Israël dat een Arabische man, omgevormd tot vrouw, Miss Transgender (‘Miss Trans Israel’) kan worden. Ik ken homoseksuelen die zich veel veiliger voelen in Tel Aviv dan in Brussel of Amsterdam. De Israëlische premier Benjamin Netanyahu heeft nu Amir Ohana, die openlijk homoseksueel is, aangesteld als minister van Justitie. Onvoorstelbaar in de islamitische wereld, waar Israël zich middenin bevindt. Vanwaar dan toch die oeverloze haat jegens Israël, met name vanuit de geïslamiseerde wereld? Waarom heeft het qua oppervlakte minuscule Israël, in tegenstelling tot elk ander in die regio vrij recent gecreëerd land, voor velen zelfs geen bestaansrecht?
De reden is even simpel als deerniswekkend: op grondgebied dat in de islamitische visie als ‘dar al-islam’ (huis van de islam) wordt beschouwd, kan en mag nooit een niet-islamitische samenleving bloeien, zeker niet wanneer dit een succesvolle staat met een Joodse meerderheid betreft. Want dan wordt dat grondgebied ‘dar al-harb’, huis van de oorlog, dat door middel van demografische en gewelddadige jihad moet worden veroverd, onderworpen en geïslamiseerd.
Met andere woorden: mocht Israël geen Joods-democratische rechtsstaat en geen vrije samenleving zijn maar, net zoals in de rest van de regio het geval is, een land met een moslimmeerderheid of een danig geïslamiseerd regime of geïslamiseerde samenleving, dan was er geen vuiltje aan de lucht.
Het is om die reden dat in de jaren zestig de ‘onderdrukte’ ‘Palestijnen’ werden gecreëerd, om als propagandaspeerpunt te gebruiken tegen Israël (het Westen is bijzonder gevoelig voor slachtoffermoslims, dat zien we ook in eigen land). In die zin zijn grote delen van de bevolking in Gaza en op de ‘Westbank’ slachtoffer van hun eigen corrupte en door actoren in de islamitische wereld gegijzelde/gesteunde leiders.
Dat is ook de reden waarom elke kans tot het creëren van een levensvatbare, stabiele Palestijnse staat uiteindelijk is getorpedeerd: een landkaart met daarop een Palestijnse staat die niet óók het hele gebied omvat dat vandaag Israël is, is in de islamitische wereld taboe 0- heus niet alleen bij Hamas. Het gaat dus ook helemaal niet om die minuscule stukjes land op de zogenaamde ‘Westbank’, waarover door veel politici en journalisten oeverloos wordt geëmmerd; in de islamitische visie betreft het in essentie een ideologische, existentiële jihadistische strijd om het héle gebied: Gaza, Westbank én Israël.
‘From the river to the sea, Palestine will be free’ is geen ‘extremistische slagzin van Hamas’ , maar de mainstream islamitische visie die er via onderwijs en media wordt ingepompt. In het Arabische Jatt in het Israëlische district Haifa, stelde een maand geleden nog Sheikh Ahmad Badran tijdens zijn vrijdagpreek dat moslims nooit kunnen worden geregeerd door niet-moslims, en dat moslims de democratie moeten gebruiken om voor eeuwig en altijd de islamitische wetten te doen heersen over niet-moslims. Zolang dit de heersende, mainstream islamitische opvatting is, is het sluiten van duurzame vrede een utopie.
De ‘president’ van de Palestijnse Autoriteit, Mahmud Abbas (Abu Mazen), de zogenaamde vredesduif, riep in 2015 op de Palestijnse televisie op tot het vermoorden van onschuldige burgers in Jeruzalem. Abbas:
“We verwelkomen elke druppel bloed die vloeit in Jeruzalem. Het is puur bloed, proper bloed, bloed op weg naar Allah. Met de hulp van Allah zal elke martelaar (shaheed) in de hemel komen, en elke gewonde zal zijn beloning krijgen.”
Dat klopt: elke Palestijn die onschuldige Israëliërs doodt, wordt door de Palestijnse Autoriteit financieel rijkelijk beloond. Indien de jihadist in kwestie omkomt, worden zijn of haar nabestaanden financieel rijkelijk beloond. Palestijnen en ook Fatah aan wie ik dit voorlegde, ontkenden glashard deze waarheid. Taqiyya.
In tegenstelling tot René Cuperus was ik ook niet ‘geschokt’ door “de omstandigheden waaronder de Palestijnse bevolking moet leven”. Niet omdat het me niet raakt (zeker wat kinderen betreft), wel omdat dit niet significant verschilt van andere, enorme delen van de Arabisch-islamitische wereld, die van oudsher wordt gekenmerkt door de drie a’s: analfabetisme, achterlijkheid en armoede. Met al het geld dat de Palestijnen van onder meer de EU en de VS hebben ontvangen, hadden de ‘Westbank’ en Gaza al lang het Zwitserland van het Midden-Oosten kunnen zijn.
Anders dan Cuperus kostte het mij ook niet “de grootste moeite begrip op te brengen voor de Israëlische veiligheidspolitiek”. Die is er namelijk op gericht om, na decennia van rivieren van bloed in Israëlische wijken, nog zo weinig mogelijk Israëlische staatsburgers – Joden én niet-Joden – te laten omkomen door op burgerdoelen gerichte Palestijnse raketten en (zelfmoord)aanslagen. Cuperus noemt dat een “totale veiligheidsobsessie”, ik noem dat de verdomde plicht van een overheid.
Je kunt dit, zoals Cuperus doet, “een collectieve bestraffing van de Palestijnen op grond van terreurdaden van enkelen” noemen. Maar als de Israëlische overheid wordt gedwongen om te kiezen tussen enerzijds steeds weer door bommen en bomgordels uiteengereten onschuldige burgers in de straten van Tel Aviv, en anderzijds het systematisch controleren van Palestijnen aan checkpoints, wat verwacht je dan?
Sinds de afwerking van het veiligheidshek (dat slechts op een klein aantal strategische plekken een muur is) is het aantal bloedige jihad-aanslagen in Israël met zeker 90% afgenomen. De hoogtechnologische en inventieve maatregelen die Israël neemt om Palestijnen desalniettemin een zo vlot mogelijke doorgang aan de checkpoints te garanderen, zijn bewonderenswaardig.
Niemand heeft het ‘Palestijns-Israëlisch conflict’, dat eigenlijk het ‘islamitisch-Joods conflict over (West-)Palestina’ moet worden genoemd, beter samengevat dan Golda Meïr, vanaf 1969 de vierde minister-president van Israël:
“Vrede zal er pas komen wanneer de Arabieren meer van hun kinderen houden dan dat ze ons haten.”
Maar wellicht komt dit citaat van de Brits-Joodse historicus en activist David Littman wel in de buurt:
“When the Middle East enjoys Schubert concerts – with women allowed to participate as players and in the audience – our worries will be over.”
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Doorbraak.be.