Sterke prijsstijgingen zijn na de btw-verhoging van begin dit jaar zichtbaar in de supermarkten en horeca en de officiële inflatie is in Nederland duidelijk hoger dan het gemiddelde in de eurozone. Desondanks is de rente op spaargeld nagenoeg nihil en de rente op Nederlandse staatsleningen is zelfs negatief.
Amper een maand na de Provinciale Statenverkiezingen erkende VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff in een interview in De Telegraaf dat hij achteraf niet zo blij was met de btw-verhoging. Inderdaad, het is een tamelijk slecht idee om kort voor verkiezingen de belastingen op voedsel te verhogen terwijl de Staat een ruim overschot op de begroting heeft. We zien echter ook dat andere vormen van overheidsbeleid erop aansturen het leven duurder te maken: het is blijkbaar een plaag.
Hoewel de btw-verhoging tekenend is voor het dwaalspoor waarop de centrumrechtse regeringspartijen voortschrijden, is het klein bier vergeleken met de echt grote inflatie-ontwikkelingen. Wat te denken van een land waarin een kleine zestig procent van de bevolking (woningeigenaren) in luttele jaren tonnen aan (virtueel) vermogen toegeschoven krijgt op basis van ‘lucht’? Dit terwijl de andere ruim veertig procent (huurders) juist veel meer huur moet betalen?
Deze opmerkelijke tweedeling in Nederland is, net als de genoemde renteniveaus, niet de uitkomst van op zichzelf staande marktbewegingen, maar komt grotendeels op conto van een dolgedraaide Europese Centrale Bank (ECB).
Aangezien loonstijgingen in een open economie beperkt zijn door internationale concurrentie, is het voor de burgers ideaal als inflatie vrijwel non-existent of zelfs licht negatief is (deflatie). Onder dergelijke omstandigheden kunnen welvaartswinsten via koopkrachtstijgingen toevallen aan de gemiddelde burger.
Begin vorig decennium is echter een visie op inflatie verspreid door de Amerikaanse centraal bankier Ben Bernanke waarin er op gehamerd wordt dat juist dalende consumentenprijzen enorm gevaarlijk zijn. Bernanke poneerde tal van extreme vormen van monetair beleid om de eventualiteit van deflatie te ondervangen. Deze visie op inflatie werd in Europa ook mode. De ECB heeft vervolgens in 2003 haar oorspronkelijke inflatiebestrijding doelstelling ingeruild voor een inflatiecreatie-doelstelling van gemiddeld ‘bijna’ twee procent koopkrachtontwaarding per jaar. Dit heeft verstrekkende consequenties gehad, vooral nadat de Italiaan Mario Draghi vanaf eind 2011 aan het roer kwam te staan bij de ECB.
De ECB heeft onder Draghi halverwege dit decennium bepaald dat de op dat moment lage inflatie in de eurozone gebruikt kon worden om een groot opkoopprogramma van obligaties (voornamelijk staatspapier) te lanceren. Vanaf begin 2015 is in een aantal jaren 2.650 miljard euro gecreëerd door de ECB, om obligaties in handen van financiële instellingen op te kopen. Marktrentes daalden vervolgens overal in Europa sterk en op staatsleningen van bijvoorbeeld Nederland en Duitsland zelfs tot onder het illustere niveau van nul procent. Deze renteniveaus zijn volgens de historische rentebijbel van Homer & Sylla in de 5.000 jaar bekende geschiedenis van het fenomeen ‘rente’ nooit eerder vertoond.
Een percentage van deze 2.650 miljard, zal door verkopende financiële partijen als beleggingswinsten of handelswinsten zijn bijgeschreven en vervolgens als dividenden of bonussen zijn uitgekeerd. Door dit gebaar van de ECB aan de financiële markten is echter niet alleen de rente extreem laag; ook zijn de prijzen van velerlei typen assets – en dus ook van de Nederlandse woningen – uit de bocht gevlogen. Deze indirecte effecten van het monetair beleid zullen de winsten in de financiële sector ook aanmerkelijk positief hebben beïnvloed. Eveneens kan men er vanuit gaan dat de grote financiële partijen die hun thuisbasis in de grote financiële centra in Londen, New York en Zwitserland hebben, direct of indirect flink geprofiteerd hebben van de situatie rond 2015.
Mario Draghi wordt dan ook een zweem van genie toegedicht door degenen die aan de ontvangende kant hebben gestaan, van wat de grootste monetaire verdwazing uit de moderne geschiedenis mag worden genoemd. En de Italiaan weet niet van ophouden, getuige zijn plannetjes voor de aanstaande ECB-vergadering in september. Volgens de laatste berichten wil de ECB – bij monde van de Finse ECB’er Olli Rehn – de verwachtingen van financiële markten ‘overtreffen’ met nieuwe stimuleringsmaatregelen. Dat zullen beleggers en speculanten inderdaad erg kunnen waarderen.
Hebben linkse politici dan niets gedaan om deze extreme uitwas van het financiële systeem te beteugelen? Tien jaar geleden hadden ze op links tenslotte allemaal een grote mond over banken en vijf jaar geleden hadden ze allemaal (de achterflap) van dat boek van Piketty gelezen en wisten ze alles over welvaartsonevenwichtigheden.
Helaas.
De praktijk is dat linkse politici naar de ECB staan te kijken alsof ze het in Keulen horen donderen in plaats van in Frankfurt. De algehele desinteresse op links voor het functioneren van markten en hun pathologische verheerlijking van interventionisme door bureaucraten wreekt zich op dit dossier zeer hard. Waar zijn in Nederland nu die marsen van links tegen het socialisme voor de kapitalisten van de ECB, tegen de huurverhogingen en de inflatie? En tegen de opzienbarende tweedeling – ook zo’n gevleugeld links woord – tussen generaties of tussen huurders en woningeigenaren?
Maar het is niet slechts linkse apathie wat de klok slaat. Het onconventionele beleid van de ECB werd in zijn algemeenheid maar een beetje aangekeken door de Nederlandse politiek afgelopen jaren. Dit ondanks dat voor hun ogen de sociaaleconomische fabric van Nederland ongevraagd door Draghi & Co. bepaald werd. Misschien dat de alomtegenwoordige idee dat centraal bankiers ‘onafhankelijk’ van de politiek moeten zijn te intimiderend is geweest voor Den Haag?
We hebben in Nederland namelijk al jarenlang een rente die pakweg zo’n drie procentpunt te laag is. Het feit dat voor de tweede keer binnen twaalf jaar tijd de huizenprijzen in de stratosfeer zijn geblazen is niet het enige gevolg hiervan. De consequenties zijn ook te zien op de markt voor particulier spaargeld waar de vermogensrendementsheffing in deze omstandigheden onbedoeld als een soort confiscatiemachine fungeert, in plaats van een belasting op rendement. Een veel groter politiek bommetje is uiteraard het pensioenstelsel. CDA Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt heeft deze week geprobeerd helder te krijgen wat de positie van de regering is inzake de ECB en pensioenen, getuige zijn Kamervragen over de effecten van de rente op het pensioenstelsel. Het Nederlandse pensioenstelsel zal ongetwijfeld in nog veel zwaarder weer terecht komen wanneer de ECB het beleid ‘om te lage inflatie te bestrijden’ de komende jaren nog sterker aanzet.
Nederland heeft als gevolg van deelname aan de euro ook decennialang een te lage wisselkoers waardoor het een chronisch handelsoverschot heeft van absurd grote omvang (tien procent van het BBP per jaar). Dat het beleid van de ECB de externe waarde van de euro de laatste jaren dempt helpt niet om dat te corrigeren. De mengeling van een te lage wisselkoers en een te lage rente heeft er logischerwijs toe geleid dat het aan de consumptiekant voor de inwoners veel te duur is geworden in ons land. Dit is verergerd door een bij de Staat recentelijk opvallende lust om meer geld van burgers af te pakken. Het laat al met al de koopkracht problematiek in Nederland verklaren. Dat de Staat juist zwemt in het geld en zelfs een ruim overschot op de begroting heeft is eveneens geen verrassing.
Onder normale omstandigheden is het prijzenswaardig als een land gemiddeld begrotingsevenwicht nastreeft. Omstandigheden zijn echter niet normaal: Nederland bevindt zich in een monetaire unie die van moral hazard aan elkaar hangt en de rente op Nederlandse staatsleningen is negatief. Een begrotingsoverschot lijkt voor de Nederlandse Staat onder deze omstandigheden slechts rationeel als het van plan is om op zeer korte termijn uit de eurozone te stappen en een buffer als schokdemper aan het kweken is. Ik vermoed echter dat niet zozeer ratio in deze prevaleert, maar dogma.
De Nederlandse economie en het economisch beleid ademen al met al dan ook irrationaliteit en gebrek aan samenhang uit. De deelname aan de euro en een naïeve overlevering aan het beleid van Draghi zijn oorzaken hiervan. Is een ander probleem een opportunistische ‘het zal mijn tijd wel duren’-mentaliteit bij de heersende politieke klasse? Dat zou het dan wel eens kunnen opbreken.
Inflatie is een overwegend door een centrale bank veroorzaakt fenomeen waarbij zonder politiek consult met het electoraat, welvaart van de ene groep naar de andere groep (en naar buitenlandse speculanten) wordt overgeheveld. Vooral wanneer de symptomen ervan maatschappelijk duidelijk zichtbaar worden ondermijnt excessieve monetaire expansie onvermijdelijk de moraal en politieke stabiliteit van een land. Het is dan ook een verschijnsel dat hoort bij instabiele landen, of landen die net een oorlog hebben verloren, maar het hoort niet bij stabiele landen zoals Nederland. Hieruit volgt logischerwijs dat de heersende politieke klasse van stabiele landen op de hoede moet zijn voor personen die ‘innovatieve’ monetaire trucjes aan de man proberen te brengen. Deze trucjes zijn in werkelijkheid altijd ponzi schemes. Ze zullen uiteindelijk de positie van de heersende politieke klasse zelf in gevaar brengen zodra hun onvermijdelijke implosies en daaropvolgende chaos zich aandienen.
Na jarenlange monetaire trucage door de ECB en een daarmee samenhangende misvorming van de Nederlandse economie kan men er vanuit gaan dat het monetair beleid van de ECB in de praktijk inmiddels een enorme liability voor de Nederlandse politieke machtspartijen vormt. Zodra dit monetair beleid ontmaskerd wordt via een crash, of wanneer juist de inflatoire symptomen ervan schrikbarend worden, zal de Nederlandse politiek niet geloofwaardig naar het electoraat kunnen signaleren dat het al die tijd bovenop dit dossier heeft gezeten.
Dit feit is scherper afgetekend geworden door de politieke opmars van Thierry Baudet, de nieuwe uitdager van zowel traditionele partijen als van legacy-populisten in Nederland. Hij heeft zich als een soort politieke short-trader onder meer tegen de EU en tegen de euro en dus tegen de ECB gepositioneerd. De Uil van Minerva zal zijn grootste politieke winst kunnen behalen bij een demasqué van alle financiële strapatsen die de technocratie dit decennium heeft uitgehaald voor de euro. Hij hoeft alleen maar te wachten op het onvermijdelijke. Als het establishment het al erg vond dat Baudet op basis van het bekritiseren van het klimaatbeleid nipt de Provinciale Statenverkiezingen won, dan ben ik benieuwd hoe ze het zullen vinden als zijn partij ruimschoots de grootste wordt bij Tweede Kamerverkiezingen nadat het monetair beleid uit die blitse toren in Frankfurt in ons gezicht is ontploft.
Uitgaande van minstens een middellange termijn overlevingsdrang van de machtspartijen is het, met deze verwikkelingen op de achtergrond, vanuit hun perspectief opportuun om binnenlands acuut in te grijpen in het inflatie dossier. En bovendien zich publiekelijk te distantiëren van de ECB.
Op korte termijn zou langs twee lijnen geopereerd kunnen worden. In de eerste plaats moet de inflatie meteen gekortwiekt worden.
1. De btw-verhoging moet zo snel mogelijk worden teruggedraaid. Verlaag het lage tarief van negen tot vijf procent in plaats van de oorspronkelijke zes procent om de supermarkten een procentje ruimte te geven en overtuig ze de prijzen terug te brengen tot gemiddeld het niveau van december.
2. De huurprijsstijgingen moeten aan banden worden gelegd. Voor de komende twee jaar zouden huurprijsstijgingen gemaximeerd kunnen worden op één procent.
Daarnaast moeten de ECB en de banken gecounterd worden door binnenlands een rentevoet te creëren. Dit heeft als positief neveneffect dat de brede middenklasse van wat extra cash wordt voorzien.
3. De vermogensrendementsheffing zou specifiek op spaargeld in zijn geheel voor onbepaalde tijd kunnen worden opgeschort vanaf 1 januari 2019.
4. De Nederlandse commerciële banken moeten worden opgelegd om een minimale rente op bestaand particulier spaargeld van 1,00% te betalen. Een andere optie zou kunnen zijn om bijvoorbeeld vanaf 2020 ieder kwartaal pakweg twintig procent van de ‘winst voor belastingen’ van banken aan particuliere spaarders te alloceren (alleen winst; geen verlies).
Voorstellen 1 en 3 zouden gemakkelijk kunnen worden uitgevoerd als de grote partijen zich er de komende tijd eventjes toe zetten. Voorstellen 2 en vooral 4 zullen uiteraard tot een barrage van gelobby van de financiële sector leiden, mocht een politieke partij hier serieus voor gaan. De mooiste lobbyistenargumentatie die je kunt verwachten is die waarbij geklaagd wordt dat het juist vooral de banken zijn die héél, héél, erg te lijden hebben van de lage rente (ze zullen onder andere wijzen op de vlakke rentecurve). Vandaar ook namelijk de grote winsten van Rabobank en ING: zó ontzettend erg wordt er geleden door de banken.
Uiteraard heb ik niet de illusie dat de VVD’s en CDA’s van deze wereld zomaar opeens banklobbyistenvrij zouden zijn. Niettemin zullen ook de grote politieke partijen onder ogen moeten zien dat de payback time voor deze episode van grotesk monetair wanbeleid snel naderbij komt. Het is zaak erop te anticiperen en de financiële sector, de belangrijkste profiteurs ervan, de politieke kosten (financieel) mee te laten dragen. Zo niet, dan zal het prijsschieten worden op de traditionele machtspartijen wanneer de monetaire bom barst.
Om er een economenwijsheid tegen aan te gooien: There is no such thing as a free lunch! De vraag is echter wel wie mag lunchen en wie wanneer de rekening betaalt. Wie er heeft mogen lunchen van Draghi & Co. is duidelijk. Wie de rekening gaat betalen? In economische zin zal dat de gemiddelde burger worden. Maar de politieke prijs zal – met rente op rente – uiteindelijk ook betaald gaan worden. En die rente is niet negatief.