Grote bedrijven overheersen de media en de overheden mengen zich in wat media wel of niet moeten publiceren. De Europese Commissie is heel actief in het bestrijden of wegmasseren van onwelgevallig nieuws, zo ook minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren (D66). Onder het mom van bestrijden van nepnieuws, van populisme en van Russische invloed wordt sluipenderwijs de persvrijheid ondermijnd, ook in samenwerking tussen bedrijven en overheid. Het echte doel: machtsbehoud.
De Democratische presidentskandidaat Bernie Sanders schreef onlangs in een artikel in de Columbia Journalism Review dat de pluriformiteit, de onafhankelijkheid en de relevantie van de journalistiek onder vuur liggen. Grote conglomeraten krijgen vrijwel alle media in handen, Facebook en Google domineren de digitale advertentiemarkt en hebben grote invloed op de vindbaarheid en verspreiding van nieuwsberichten.
In Nederland bestaat de situatie dat ruim 85 procent van de landelijke en regionale dagbladen in handen zijn van twee Belgische mediaondernemingen, Mediahuis en De Persgroep. Daarnaast bemoeien Europese overheden – hiertoe aangestuurd door de Europese Commissie – zich steeds meer met de nieuwsvoorziening op de sociale media.
De uitslag van het Brexit-referendum en de verkiezing van Donald Trump in 2016 waren zo’n grote schok voor de zittende macht dat men in paniek een noodrem zocht. De oorzaak van de winst van het populisme ligt volgens Europese politici in ‘desinformatie’ op sociale media. De oplossing is volgens Brussel dat Facebook, Twitter en YouTube zich ontdoen van ongewenste geluiden zoals kritiek op het immigratiebeleid, pro-Russische berichtgeving of wat suggestief ‘nationalistisch-rechts’ gedachtengoed wordt genoemd.
Anno 2019 kent de strijd van Europese overheden tegen desinformatie twee sporen: juridische dwang en sociale dwang. Zo wil de Franse overheid in verkiezingstijd informatie offline kunnen halen via een ‘wet tegen de manipulatie van informatie’. De Europese Commissie – op de voet gevolgd door minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren – werkt gestaag aan actieplannen en richtlijnen om de sociale media aan te sporen tot ‘zelfreinigend’ gedrag. Welke content nu precies wel of niet acceptabel is maakt de Europese Commissie – net als Ollongren – niet duidelijk.
Hier begint de sociale dwang. Want de begrippen populisme en desinformatie zijn inmiddels politiek correcte dog whistles. Ze staan voor ‘meningen en analyses die de Europese Commissie en de regering van lidstaten als Nederland niet bevallen’. De hints van overheidswege zijn niet aan dovemans oren gericht. Twitter, YouTube en Facebook blokkeren regelmatig gebruikers. Commentator Bart Nijman van GeenStijl kreeg in de aanloop naar Europese verkiezingen in mei 2019 een Twitter-ban omdat zijn tweet met het advies ‘lekker eurosceptisch stemmen’ en de kwalificatie ‘antidemocratisch nepparlement van graaiers, gekken en uitgerangeerde alcoholisten’ valse informatie over het verkiezingsproces zou bevatten.
Minister Ollongren wil graag dat mediabedrijven, wetenschappers en tech-bedrijven samen desinformatie gaan bestrijden – mede via overheidsgeld voor onderzoeksjournalistiek en factcheckers. Ze werd op haar wenkend bediend. De Groene Amsterdammer pakte op 28 augustus 2019 groot uit met een alarmerende rapportage over de dominantie op Twitter van de Nederlandse ‘Alt-Right’ en ‘Alt-Light’.
De auteurs van het Groene-stuk – Coen van der Ven en Thomas Boeschoten – leggen in de opening van het artikel direct een verband tussen de massamoord in El Paso door een schutter met extreemrechtse ideeën en een aantal ‘nationalistisch-rechtse’ twitteraars. Naast Forum voor Democratie-politicus Thierry Baudet scharen de auteurs hieronder ook collega-journalisten als Wierd Duk en het weekblad Elsevier. De werkwijze: een groep Twitter-volgers als ‘rechts-nationalistisch’ typeren en dat etiket vervolgens ook op de favoriete Twitter-auteurs van deze Twitteraars plakken.
Wat de Groene Amsterdammer aan zijn lezerspubliek voorschotelt moet het blad uiteraard zelf weten. Het bewuste artikel is echter financieel mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en kwam tot stand met medewerking van de Utrecht Data School, onderdeel van de Universiteit Utrecht. Dan mag je enige journalistieke distantie en een onderbouwde analyse over trends in het opinieklimaat verwachten.
Volgens het jaarverslag kreeg het FBJP over 2018 één miljoen euro subsidie uit Den Haag voor het steunen van journalistieke projecten. Des te teleurstellender dat het FBJP een project financiert dat neerkomt op het opstellen van een zwarte lijst van ‘rechtse twitteraars’ en public shaming van mensen met de verkeerde meningen. Vandaag zijn dat rechtse meningen, morgen kunnen dat zomaar linkse meningen zijn.
Zo obsessief als de redacties van de Groene Amsterdammer, Vrij Nederland en de NRC zich bezig houden met de volgers van het Forum voor Democratie – een oppositiepartij met twee zetels in de Tweede Kamer – zo mondjesmaat is hun interesse voor belangrijkere ontwikkelingen. Zoals de concentratie van geld, macht en invloed van een minuscule bovenlaag op de media en de politiek.
De CEO van Amazon, Jeff Bezos, heeft nota bene de Washington Post als persoonlijk bezit. En wat te denken van de sluipende aantasting door liberale westerse overheden van inspraak, arbeids- en burgerrechten. Allemaal thema’s die de Amerikaanse progressieve icoon Noam Chomsky in zijn boek uit 2017 Who Rules the World uitgebreid behandelt.
Opvallend in de strijd van overheden tegen populisme, desinformatie en vermeende inmenging in de verkiezingen is het gemilitariseerde taalgebruik. Het Aktieplan Desinformatie van de Europese Commissie – waarover minister Blok eind januari 2019 de Tweede Kamer informeerde – spreekt van een ‘strategische dreiging’.
De Europese Commissie werkt aan een Rapid Alert System. De ‘nationale, economische en politieke veiligheid’ zouden in gevaar zijn. De minister spreekt zelfs van een ‘mobilisering van de particuliere sector bij de bestrijding van desinformatie’. Inclusief mediaconglomeraten als Google – tevens eigenaar van YouTube – en Facebook. Het is alsof in een bunker ten tijde van de Koude Oorlog een luchtalarm afgaat en een ingeblikte stem over de intercom ‘Attentie, hier spreekt Brussel’ roept.
Continu vermelden de ministers Ollongren en Blok in hun Kamerbrieven dat de Nederlandse overheid en de Europese Commissie pal staan voor de vrijheid van meningsuiting en dat ze journalistieke vrijheid heel belangrijk vinden. Als je iets zo vaak moet herhalen komt het niet geloofwaardiger over. Historisch gezien zijn het juist filtering, regulering en beperkingen van de media door de overheid die de veiligheid van de burger en de rechtsstaat ondermijnen. Moet de Europese burger bang zijn voor Russische inmenging, of voor zijn eigen overheid die probeert te sturen wat die burger moet lezen en denken?
De inmenging in het mediaklimaat door de Europese Commissie roept in de gevestigde media weinig weerstand op. Wellicht omdat de wrevel van de machthebbers hier in Nederland gericht is op opiniemakers als Jan Roos en Jan Dijkgraaf – die niet bij de Persgroep of Mediahuis in dienst zijn? Al dat vulgaire online opiniegedoe is immers geen ‘echte journalistiek’?
Mediahuis, de nieuwe eigenaar van De Telegraaf Media Groep heeft al met een vies gezicht de handen afgetrokken van Geenstijl.nl. In zo’n mediaklimaat komen echter vanzelf onafhankelijke, progressieve en systeemkritische media aan de beurt. Juist progressieve journalisten als Julian Assange, Seymour Hersh en Glenn Greenwald hebben internationaal al de status van paria omdat ze onthullingen publiceerden over machthebbers.
Om opnieuw Bernie Sanders aan te halen: journalistiek hoort de macht te bekritiseren en aan de kant van de burgers en de zwakkeren te staan. De media hebben wel volop aandacht voor de intimidaties en onwaarheden die Donald Trump verspreidt, maar veel minder voor de maatschappelijke en politieke misstanden die de opkomst van Trump mogelijk maakten.
Het offensief van de overheid tegen Het Populisme op de sociale media is puur gericht op machtsbehoud. De rechtvaardiging die de Europese Commissie en minister Ollongren opgeven voor hun bemoeienis met de media is zo dun dat een volwassen en onafhankelijke journalistiek er gehakt van zou maken. Maar menig journalist heeft het in Nederland te druk met het verdacht maken van de oppositie, een enkeling zelfs met het verdacht maken van collega’s.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.