Opinie

Prof. Paul Cliteur: Minister had bevel tot niet-vervolging moeten geven in zaak Wilders

13-09-2019 13:17

De sanctie van een permanente doodsbedreiging die Geert Wilders opgelegd krijgt van de zijde van het georganiseerd en ongeorganiseerd jihadisme is een reactie waarmee ieder van ons te maken krijgt als ISIS, Al Qaida of andere islamistische bewegingen aan het langste eind trekken. Of zelfs nog maar iets machtiger worden dan ze nu al zijn.

Islamistische bewegingen plegen wereldwijd aanslagen op critici van hun wereldbeeld. Niet alleen in landen als Saoedi-Arabië, Iran, Afghanistan en Pakistan is de vrijheid van expressie dramatisch ingeperkt, maar dat gebeurt ook steeds meer in landen als Turkije, Maleisië en Indonesië, zoals blijkt uit Susanne Schröter’s net verschenen Politischer Islam: Stresstest für Deutschland (2019).

Het dramatische aan de situatie is dat de mainstream politiek dit niet ziet. Het kabinet ziet dit ook niet. Men ziet in de zaak Wilders slechts een ‘gewone strafzaak’ van iemand die beledigt en discrimineert en men vraagt zich af waar dat toch voor nodig is. Natuurlijk leest het kabinet ook de rapporten van de AIVD en het NCTV wel, maar men sust zichzelf in slaap met de geruststelling dat de zaak nog wel onder controle is. Inmiddels wordt Geert Wilders al bijna 20 jaar 24/7 bewaakt. Op Salafistische scholen wordt de boodschap erin gegoten dat ongelovigen de dood verdienen. Van Wilders’ bewegingsvrijheid is weinig over. Van zijn recht op veiligheid ook niet.

Wat de recente onthullingen van RTL Nieuws over het contact tussen topambtenaren van het ministerie van justitie en het OM alleen maar nog duidelijker maakt is hoezeer de hier geschetste morele bedenkingen bij een vervolging van Geert Wilders hen volslagen vreemd is. De ambtenaren op het ministerie van justitie zijn fanatiek bezig met een zaak waarin zij de grootst mogelijke terughoudendheid zouden moeten betrachten.

Voor de veiligheid in het land is de regering, meer in het bijzonder de minister van justitie, verantwoordelijk. In 2002 is Pim Fortuyn door een extreemlinkse activist vermoord. Maar sinds de moord op Theo van Gogh (2004) wordt Nederland geconfronteerd met de veel ernstigere bedreiging van het islamistische theoterrorisme. Daarvoor hebben opeenvolgende ministers van justitie nog geen passende reactie gevonden (om het maar héél beleefd uit te drukken). Piet Hein Donner (2002-2007), Ernst Hirsch Ballin (2007-2010), Ivo Opstelten (2010-2017) en Ferdinand Grapperhaus (2017-); geen van hen heeft significante vooruitgang geboekt ten aanzien van het realiseren van de veiligheid van Wilders. Geen van hen heeft het voor elkaar gekregen dat Geert Wilders, net als andere Nederlanders, gewoon op zijn fiets naar het werk kan. Ondertussen lijken al die ministers wel druk in de weer met pogingen de boodschapper van het slechte nieuws (hun falen) het zwijgen op te leggen. Daarin bijgestaan door hun topambtenaren.

Had dat niet anders gekund? Terwijl in het tegen Wilders gevoerde proces de bewijzen van het tegendeel zich opstapelen, probeert justitie de verantwoordelijkheid van de minister van justitie voor de vervolgingsbeslissing te relativeren. Het OM, en niemand anders dan het OM, zou de vervolgingsbeslissing hebben genomen. Maar gesteld dat dit waar zou zijn (wat het niet is, zoals ook de nieuwe onthullingen uitwijzen), waarom heeft de minister van justitie dan niet de beslissing genomen een aanwijzing te geven tot niet-vervolging?

De minister van justitie kan bevelen geven tot vervolging of juist het achterwege laten daarvan (artikel 127 RO). In geval van een bevel tot niet-vervolging moeten de beide Kamers der Staten Generaal van de voorgenomen aanwijzing in kennis worden gesteld (artikel 128 lid 6 RO). Gezien de situatie waarin Geert Wilders nu al bijna twintig jaar verkeert, is een vervolging van zijn persoon vanwege de opvattingen die hij aan het electoraat wil voorleggen een democratie onwaardig. Deze stelling is best een Kamerdebat waard. De huidige minister van justitie (Grapperhaus) zou politiek verantwoordelijk moeten worden gehouden niet zozeer voor wat zijn voorganger (Opstelten) heeft gedaan, maar voor wat hijzelf niet heeft gedaan. Hij heeft géén opdracht gegeven tot niet-vervolging. En dat is, gegeven de omstandigheden, een ernstige fout.

Het Renaissance Instituut van FvD organiseert naar aanleiding van De Staat versus Wilders (Ellian en Cliteur) op 14 september van 15.30 tot 18.00 een bijeenkomst over deze kwestie met Paul Cliteur, Theo Hiddema, Martin Bosma, Theo de Roos en Frits Bolkestein in: De Bazel, Vijzelstraat 32, Amsterdam. Voor journalisten gratis.