Historici als dienaren van de politiek

02-10-2019 17:42

Jan Tengnagel, Amsterdam, onder leiding van kapitein Geurt Dircksz van Beuningen en luitenant Pieter Martensz Hoeffijser.

Voor partijcommunisten was het vak geschiedenis even belangrijk als theologie voor seminaristen. Er ging geen dag voorbij of de (ontwikkelings)dictatuur werd met een verwijzing naar het verleden gerechtvaardigd. Wie hardnekkig weigerde de ‘lessen van het verleden’ onder ogen te zien was rijp voor een gevangenis of een inrichting. Tot aan het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw was geschiedenis in de Sovjet-Unie vaak niet meer dan banale geschiedpropaganda. Toen Lavrenti Beria, de bloeddorstige leider van de geheime dienst, de NKVD, in ongenade was gevallen, ontvingen de bezitters van de Grote Sovjet Encyclopedie een sticker om de verworpene met ‘Beringzee’ te bedekken.

‘Wanneer het Amsterdam Museum de term Gouden Eeuw wil  afschaffen is dit geen persoonlijke, maar een politieke beslissing’

Na Stalin werd het niveau van de rode geschiedmanipulaties weliswaar aanzienlijk verfijnder, maar de belangrijkste functie van geschiedenis was van de eerste tot de laatste dag de legitimering van de staat en de partij, van de (eigentijdse) Sovjetpolitiek.

Ook de nationaalsocialisten gingen bij het verleden te rade om hun heerschappij een stevige basis te geven. Met de feiten namen ze het niet zo nauw. Er werd een mythisch verleden gecreëerd dat als uitvalsbasis voor een fijne toekomst dienst moest doen. Berucht was Himmlers onderzoeksinstituut Ahnenerbe, dat erop gebrand was bewijzen voor de superioriteit van het Duitse ras te leveren. Maar de intellectuele naziterreur heeft nooit het raffinement gehad dat de partijcommunisten eraan hebben weten te geven.

Gelukkig is de westers-liberale geschiedschrijving vrij en pluriform. Zij laat allerlei interpretaties toe, waarop men niet politiek en maatschappelijk wordt afgerekend.

Toch?

Was het maar waar.

Alle geschiedschrijving is eigentijdse geschiedschrijving, betoogde de Italiaanse filosoof Benedetto Croce terecht. Met andere woorden, het zijn de eigentijdse preoccupaties die de interpretatie van het verleden bepalen. Iets dergelijks concludeerde de Duitse wijsgeer Theodor Lessing. Ook voor hem was geschiedenis ‘logificatio post festum‘, zingeving achteraf. Zij diende ter legitimering van de politiek. “Altijd schrijven overwinnaars de geschiedenis van overwonnenen”, betoogde hij, “en zij die in leven zijn gebleven die van doden.”

Beide filosofen lijken gelijk te hebben. Al was het maar omdat de meeste beroepshistorici door overheden worden betaald. Je bijt niet de hand die je voedt. De heersende geschiedwetenschap is de geschiedwetenschap van de heersenden. Alleen die delen van het verleden die echt ver achter ons liggen, die in zekere zin ‘in steen zijn gehouwen’, weten zich enigszins aan de wurggreep van bestuurders en zingevers te onttrekken. Zij zijn vaak te vergroeid met de rotsformaties die hen omgeven.

Daar waar de partijcommunisten het hele scala van banale geschiedpropaganda tot verfijnde geschiedmanipulatie beheersten, hanteren beroepshistorici in het ‘vrije Westen’ vaak een ander middel om tot de gewenste resultaten te komen. Hier speelt niet alleen de selectie en de interpretatie van feiten een hoofdrol, maar vooral het moment waarop data moeten worden gepresenteerd.

Een klein voorbeeld van eigen bodem. Toen Duitsland na de val van de Muur al gauw de onbetwiste aanvoerder van Europa was geworden, vonden Nederlandse beroepshistorici en journalisten het moment gekomen om op de niet al te fraaie rol te wijzen die menige Nederlander tijdens de laatste wereldoorlog had gespeeld.

Inderdaad, het waren bijvoorbeeld Nederlandse politiemensen die de Joden hadden gearresteerd. En ze werden in Westerbork door Nederlandse marechaussees bewaakt, een kamp vanwaar ze door de Nederlandse spoorwegen naar het Oosten werden vervoerd.

Maar dit was heel oud nieuws. Iedere beroepshistoricus kon decennialang vrijelijk over deze informatie beschikken. Alleen, het was vele jaren bepaald niet opportuun om hiermee de boer op te gaan. De val van de Muur bracht hierin verandering. Het dichotome schema ‘boze Duitsers-goede Nederlanders’ moest namelijk maar eens op de schop.

‘In Zweden is een agressief multiculturalisme intussen dagelijkse werkelijkheid’

Samen met dit mini-revisionisme werd het Duitse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog flink in het zonnetje gezet. Dit alles niet vanwege een verlate aanval van sympathie voor de oosterburen, nee, maar vanwege Duitslands nieuwe politieke en economische macht. Ineens was het niet alleen van het grootste belang om goed Duits te spreken, maar ook om Duits te denken. Zo, of ongeveer zo, moeten die geschiedvorsers en journalisten hebben gedacht die druk doende waren de tekenen des tijds juist te duiden.

Hoever politieke bemoeienis met het verleden gaat wordt vrijwel dagelijks gedemonstreerd. Wanneer het Amsterdam Museum de term Gouden Eeuw wil  afschaffen is dit geen persoonlijke, maar een politieke beslissing. Het protest tegen deze onzin dat het politieke establishment even liet horen is betekenisloos. De Amsterdamse hoeders van het verleden hebben een proefballonnetje opgelaten. Er zijn geen koppen gerold. We kunnen er zeker van zijn dat er binnenkort veel meer van dergelijke acties zullen volgen.

Zweden geeft ons alvast een voorproefje van die toekomst. Hier is een agressief multiculturalisme intussen dagelijkse werkelijkheid. Een aanzienlijk deel van de bevolking heeft geen enkele binding met het Zweedse verleden. Dat heeft zijn uitwerking meteen op de manier waarop politici en historici de geschiedenis onder handen nemen.

De Nationale Onderwijsraad heeft een nieuwe syllabus voorgesteld die nog goedgekeurd moet worden. In het nieuwe curriculum voor het vak geschiedenis is het element ‘oude beschavingen, van de prehistorie tot ongeveer 1700’, dat nu in het openbaar onderwijs wordt onderwezen, compleet verwijderd. Weg! De invulling van de restgeschiedenis is volkomen politiek-correct.

In navolging van de Taliban waagt men zich dus daadwerkelijk aan het opblazen van dat deel van het verleden dat ‘in steen is gehouwen’. Wat deze beeldenstormers niet weten is dat het verleden de gewoonte heeft terug te keren, als klucht of als tragedie, als kopie of in een metamorfose. Wie probeert dit achter zich te laten is de dwaas die over zijn eigen schaduw wil springen.