Als hij in een ‘witte’ lunchroom niet werd bediend, legde Bill ‘Bojangles’ Robinson rustig zijn met parels afgezette revolver op de toonbank. Daarna werd hij altijd geholpen, zonder nog een woord vuil te hoeven maken. Bojangels was geen activist, maar een danser die op eigen wijze wit en zwart bij elkaar heeft gebracht. Op Broadway was hij een ster in de eerste ‘zwarte revue’ voor een blank publiek, in Blackbirds (1928). In Hollywood was Bojangles de eerste zwarte man die danste met een blanke, het kindsterretje Shirley Temple in The Little Colonel (1935). Hij was bovendien de eerste zwarte artiest die miljoenen verdiende in de showbizz. Toch bezat Bojangles bij zijn dood in 1949, dit jaar zeventig jaar geleden, geen cent.
Tappen is dansen, maar ook muziek maken, met je hele lichaam als instrument. Mijn vrouw tapdanst graag en we kijken ook vaak naar filmpjes van klassieke tapdansers. Bijzonder intrigerend vind ik een optreden van Bojangels uit 1932, waarin hij zijn ‘Stair Dance’ doet, een dans op een trap waarbij hij onmogelijke passen maakt. In zijn kenmerkende stijl met stijve en rechte houdingen en druk bewegende voeten. Bill werd in 1878 geboren in Richmond en ging als kleine jongen dansen voor de kroegen om wat geld te verdienen. Zijn ouders waren vroeg gestorven en hij werd opgevoed door zijn oma, die nog slavin was geweest. In die jaren kreeg hij ook zijn bijnaam, maar wat ‘Bojangles’ precies betekent is niet duidelijk.
Na 1900 ging hij naar New York om op te treden in nachtclubs, waar zijn ster rees. Tappen was in de negentiende eeuw ontstaan als een combinatie van dansen uit vooral Ierland en ook uit Afrika. Verschillende groepen migranten wedijverden met elkaar in hun dansen en ontwikkelden zodoende de Amerikaanse tapdans. Langzaam besteeg Bojangles de sociale ladder, van de kroegen en de clubs, tot de dansmusicals op Broadway en de muziekfilms in Hollywood. Op 57-jarige leeftijd tapdanste hij samen met de 7-jarige Shirley Temple. In het gesegregeerde Amerika van de jaren dertig vonden veel mensen dit eigenlijk niet kunnen, maar het was zo’n mooi gezicht. Die zwart man en dat kleine meisje samen dansend op die trap.
Mensen kennen ‘Bojangles’ misschien van het gelijknamige lied, dat door veel grote sterren is gezongen, van Nina Simone en Sammy Davis jr. tot aan Whitney Houston en Robbie Williams. Maar het geval wil dat dit lied helemaal niet over onze ‘Bojangles’ gaat, maar over een arme straatartiest die zich in de jaren zestig van deze naam bediende. In deze jaren van strijd voor gelijke rechten kreeg onze Bojangles juist een slechte naam. Sommige activisten vonden dat hij zich in zijn films te ondergeschikt zou hebben opgesteld. Maar Bojangels heeft door zijn optredens ook een positief beeld neergezet van de omgang tussen zwart en wit. In een tijd dat de leefwerelden van deze groepen nog bijna volledig waren gescheiden.
Het moet voor Bojangles ook eenzaam zijn geweest, zo te leven tussen twee werelden. Als hij optrad voor een publiek dat hem niet zag als een gelijkwaardig mens. Iets van dat gevoel spreekt ook uit het filmpje uit 1932. Op afstand van het blanke publiek, dat zich vooral met zichzelf lijkt te vermaken, voert Bojangles zijn stille strijd voor gelijkheid. Tapdansend zoals hij al decennia had gedaan. Hij zou een voorbeeld worden voor veel blanke artiesten na hem, zoals Fred Astaire en Gene Kelly. De wereld wordt mooier als we tappen. Het maakt vrolijk en brengt mensen samen. U kunt dat natuurlijk zélf doen, deze dagen rond de Kerstboom. Of anders kijkt u net als ik naar tapfilmpjes. Ik wens u in ieder geval heel fijne dagen.
Ronald van Raak schreef eerder over de stoutmoedige improvisaties van The Dixie Cups, de duivelse driesprong van Robert Johnson en de ongewassen grindstem van Blind Willie Johnson.