Het moet 230 jaar geleden zijn geweest dat een geheim pakketje arriveerde in een schuilkerk in Amsterdam. Zo rond 1790 bracht een Jezuïet het pakje met daarin onder meer de tand van Alfonso Salmerón hier in veiligheid. Salmerón was in 1534 één van de oprichters van de Jezuïeten. Het reliek lag eeuwenlang in een kluis in de Krijtberg, de kerk van de Jezuïeten in Amsterdam, maar met het wisselen van de generaties was het in de vergetelheid geraakt. Totdat Paul Begheyn in 2000 de kluis herontdekte. Met enig geweld werd deze geopend en kwam een schat aan relieken tevoorschijn. In een doos vol met overblijfselen van heiligen uit de zestiende eeuw vond hij ook de tand van Salmerón. ‘Eigenlijk is het een kies’, vertelt de pater-Jezuïet als ik hem in de Krijtberg spreek.
Begheyn schreef het boek De Nederlandse Jezuïeten, een geschiedenis aan de hand van vijftig voorwerpen. Na de dood van Alfonso Salmerón in 1585 werd zijn lichaam in een open doodskist geopenbaard, zodat gelovigen afscheid van hem konden nemen. ‘Sommigen van hen knipten hoofdhaar en baardhaar af, anderen namen fragmenten van zijn kleding mee, weer anderen probeerden een voet af te snijden. Bij die gelegenheid moet ook iemand een tand uit zijn mond weggebroken hebben.’ Volgens Begheyn is een reliek een ‘tastbare aanwezigheid’ van het heilige, maar uit zijn boek maak ik op dat het er niet zachtzinnig aan toe is gegaan. Naast de tand werd ook een stuk kaak buit gemaakt. Relieken waren in die tijd belangrijk omdat ze pelgrims trokken en daarmee een bron van inkomsten voor de kerken en de steden. Salmerón stierf in Napels, maar de kiesreliek kwam in de zuidelijke Nederlanden terecht. In 1773 werd de orde van de Jezuïeten verboden. Goederen en relieken werden afgenomen.
Waarom de Jezuïeten werden verboden is nooit helemaal duidelijk geworden, maar ik denk omdat ze zoveel invloed hadden. Deze kleine orde was goed georganiseerd en de leden waren allen vooraanstaande intellectuelen, die hun invloed niet alleen deden gelden in het religieuze leven. Het waren vooral de katholieke vorsten die bij de paus hadden aangedrongen op een verbod. In ons land waren katholieken destijds sowieso tweederangs burgers en konden zij hun geloof alleen beoefenen in de verborgenheid. In 1654 was aan de Singel in Amsterdam door de Jezuïeten een schuilkerk ingericht. In de tuin van drie pakhuizen (de ‘Krijtbergen’ genoemd) die in bezit waren van een schipper die voer op Dover (van de krijtrotsen). Amsterdam gedoogde de katholieken, maar de paus had hier geen invloed. Het is juist daarom dat de Jezuïeten na het verbod van hun orde hier hun leven konden voortzetten.
Het is een bijzonder moment als Begheyn de doos voor me op tafel zet, in een kamer in het broederhuis naast de huidige kerk. De relieken zijn netjes ingepakt in papier, met daarop de naam van de heilige. Rond 1790 moet een oud-Jezuïet uit Brugge de kiesreliek van Salmerón naar Amsterdam hebben gesmokkeld, in deze doos die de tand des tijds goed heeft doorstaan. In veiligheid gebracht vanuit het katholieke zuiden naar het protestantse noorden. De Krijtberg is de oudste Jezuïeten-kerk in de wereld, omdat veel andere kerken na 1773 zijn gesloten. In 1814 werd de orde door een nieuwe paus weer in ere hersteld. In 1853 pas kregen katholieken in ons land gelijke rechten. In 1880 werd de schuilkerk vervangen door de huidige Krijtberg, maar nog altijd lijkt deze kerk iets te verbergen. Van buiten is het gebouw erg sober, maar van binnen doet de kerk in pracht en praal niet onder voor de kerken in Zuid-Europa.
Jezuïeten discussiëren graag en kunnen ook goed omgaan met andersdenkenden. Over de denkwereld van Jezuïeten schreef Nikolaas Sintobin een interessant boekje. Sintobin is een medebroeder van Begheyn en scheef een paar jaar terug Jezuïeten grappen, waarin hij aan de hand van de vele vooroordelen over Jezuïeten vertelt over zijn eigen filosofie. Jezuïeten doen een gelofte van gehoorzaamheid, maar zijn volgens hem juist daarom vrij in hun denken. Zoals een hoge boom alleen kan groeien als hij ook stevige wortels heeft. Sintobin bespreekt een aantal principes van de Jezuïeten, zoals het idee van de ‘principiële openheid’ (of de ‘modo de proceder’), een manier van omgaan met anderen waarbij je juist aandacht vraagt voor zaken die moeilijk liggen en gevoelig zijn. Dit maakt wellicht ook het optreden van Franciscus, de eerste Jezuïet die ooit paus is geworden, wat beter te begrijpen.
Nederlandse Jezuïeten hebben altijd een grote rol gespeeld in de orde, zo blijkt ook uit het boek van Begheyn. Dat was al in de beginperiode, toen Petrus Canisius een in de woorden van Begheyn ‘internationale bestseller’ schreef, met zijn catechismus uit 1555. Dit was een leerboek dat meer dan duizend drukken kende en dat overal in de wereld werd gebruikt. In het herstel van de orde na 1814 speelde Jan Philip Roothaan, ook een Amsterdamse Jezuïet betrokken bij de Krijtberg, een grote rol. Jezuïeten uit ons land gingen de wereld over om onderwijs te geven en zorg te verlenen. En dat doen zij nog altijd. Denk aan Frans van der Lugt, die in 2014 werd vermoord in Syrië. In de buurt van Homs gaf hij onderwijs en bood hij onderdak aan geestelijk gehandicapten. Ook bracht hij moslims en christenen dichter bij elkaar, totdat hij door jihadisten werd opgepakt en door het hoofd werd geschoten.
De orde van de Jezuïeten wordt in ons land steeds kleiner en de gemiddelde leeftijd van de broeders steeds hoger, al zie je aan Paul Begheyn niet af dat hij al 75 jaar is. Deze historicus was jarenlang de bibliograaf van de Jezuïetenorde, maar met deze functie is hij gestopt, ook omdat hij nog zoveel boeken wil schrijven. Over de opmerkelijke geschiedenis van de Jezuïeten in ons land. Dit boek is een mooi begin en een goede eerste kennismaking.
Ronald van Raak schreef eerder over de verbannen Kruisweg van Albert Servaes.