De gemiddelde cabaretvoorstelling in Nederland heeft veel theatrale aspecten in het vat. Het podium staat vol met megalomane attributen. De cabaretier spreekt met een bombastische stem. Er wordt gezongen, gedanst en veel heen en weer gehuppeld. Bovendien is er een rijk gevoel van pathos aanwezig. Er mist alleen een noodzakelijk onderdeel: goed geconstrueerde grappen.
Best raar, aangezien humor toch fundamenteel is voor een cabaretier. Los van de manier waarop het gebracht wordt vereist een goed geconstrueerde grap twee essentiële elementen. De set-up is het eerste element van de grap: hiermee geef je de grap een bepaalde verwachting, zodat de punchline (het tweede element, waarin er met die verwachting wordt gespeeld) werkt en het publiek zich op zijn dijen kan kletsen.
De Amerikaanse stand-upcomedian Anthony Jesselnik geeft dit fundament (vrij vertaald naar het Nederlands) goed weer in een simplistische grap:
“Vanochtend liep ik over straat en zag een baby opgesloten in een hete auto…dus het was een mooie dag.”
In de set-up wordt de verwachting gecreëerd en de punchline behelst een onverwachte twist. De punchline werkt alleen vanwege de set-up en de set-up werkt alleen vanwege de punchline. Overigens kan dit grapfundament inhoudelijk op verschillende manieren tot uiting komen. In lange vorm, korte vorm, droogkomisch, satirisch, ironisch, maatschappijkritisch, absurdistisch, omgedraaid en ga zo maar verder. Met het format kan veel gespeeld worden, maar goed geconstrueerde grappen zijn immer voorzien van een set-up en punchline.
Kijkt men kritisch naar een voorstelling van de gemiddelde Nederlandse cabaretier dan zal men er spoedig achter komen dat bij de meeste ‘grappen’ dit fundament ontbreekt. Toch blijkt het bij een groot publiek te werken en wordt er in de theaters gulzig geschaterd. Waarom het werkt is duidelijk te verklaren.
Er ligt een groot verschil tussen de kunstvormen cabaret en stand-upcomedy. Beide vormen hebben als doel humoristisch te zijn, maar in de uiting daarvan ligt een groot verschil. Cabaret leunt voornamelijk op het theatrale aspect (zingen, attributen etc.), terwijl de stand-upcomedian het alleen met een microfoon moet doen. Om die reden is de stand-upcomedian genoodzaakt om goed geconstrueerde grappen te bedenken. De stand-upcomedian moet zijn hersenen kraken om het publiek aan het lachen te krijgen, terwijl de cabaretier zijn gebrek aan goed geconstrueerde grappen kan compenseren met theatrale leegheid.
De populairste cabaretiers in Nederland compenseren dit grapgebrek uitstekend. Een drukke cabaretier als Bert Visscher trekt gekke bekken, er zijn constant verkleedpartijtjes en hij maakt in zijn shows veelvuldig gebruik van absurde objecten. Jochem Myjer vult zijn shows op met imitaties en het zingen van quasi-grappige liederen. Youp van ‘t Hek compenseert zijn grapgebrek door burgerlijke herkenbaarheid op te wekken. Het fragment ‘stapelbed’ uit zijn voorstelling Spelen met je leven (1995) is exemplarisch. Hij schetst een trip door de IKEA en de kleinburgerlijke ergernissen die daarmee samengaan. Vervolgens beschrijft hij de ergernissen die komen kijken bij het in elkaar zetten van dergelijke meubelstukken. Het publiek herkent de burgermansproblematieken en dát werkt op de lachspieren, niet omdat het fragment goed geconstrueerde grappen bevat. Hoewel het niet van humoristische inventiviteit getuigt is het pretentieloos en nemen de cabaretiers zichzelf niet zo serieus.
Een groter probleem ligt bij de zogenoemde groep van’‘verheffende’ cabaretiers. Deze compenseren hun grapgebrek door, wat Arthur van Amerongen ook stelt in een interview op het online platform Café Weltschmerz, geforceerd aha-erlebnissen te creëren. Voornamelijk bij oudejaarsconferences wordt dit principe veelvuldig toegepast door cabaretiers als Theo Maassen en Claudia de Breij. De cabaretier neemt een willekeurig opvallende gebeurtenis uit dat jaar, waarmee het publiek uiteraard bekend is. Vervolgens benadrukt de cabaretier hoe absurd die gebeurtenis is en geeft die er eventueel nog een voorspelbare maatschappijkritische draai aan.
De cabaretier tracht het publiek een spiegel voor te houden, maar deze breekt aan alle kanten. Het publiek is echter tevreden, want ze verkeren in de illusie dat ze worden verheven. In werkelijkheid trappen ze in dit simplistische trucje en worden alleen hun eigen denkbeelden bevestigd.
Die humoristische leegheid is ook het ironische aan dit zogenaamde ‘verheffende’ cabaret. De cabaretier tracht het publiek middels humor diepe inzichten te geven, maar het humoristische gereedschap dat ze ervoor gebruiken is krakkemikkig.
Daarmee verdwijnt de scheidslijn tussen predikanten en de ‘verheffende’ cabaretiers. Beide groepen trachten het publiek leerstellig op te voeden. In beide groepen ontbreken er goed geconstrueerde grappen. Beide groepen bedienen zich van manipulatieve trucjes. Beide groepen creëren de illusie dat hun inzicht heilig is en het publiek niet meer zelf hoeft na te denken. Beide groepen nemen zichzelf angstvallig serieus. Beide groepen moeten maar eens fuseren en gezamenlijk in een kerk gaan optreden.
Trek die ‘verheffende’ cabaretiers de theaters uit en sleep ze de biblebelt in zodat er meer ruimte komt voor echt humoristisch talent.