We zijn nog steeds niet in oorlog, wat mij betreft. Sterker nog, het zou een enorme vergissing zijn om wat nu gebeurt te zien als ‘oorlog’. Zelfs de metafoor deugt niet: ‘oorlog’ impliceert een strijd die je met fysiek machtsvertoon kan winnen, en een vijand die traceerbaar is, en poppetje voor poppetje uitgeschakeld kan worden, zodat er uiteindelijk niemand meer over is, en de vrede gevierd kan worden. Het is, na twee weken, eigenlijk niet eens de havikachtige ondertoon van het woord die storend is, maar vooral het strategische onvermogen dat eruit spreekt.
Natuurlijk, het is soms mogelijk mensen met vergevorderde plannen te identificeren en op te pakken of anderszins onschadelijk te maken, en het is heel belangrijk dat dat zo goed mogelijk gebeurt, zonder dat Europa zichzelf verandert in een politiestaat waar u niets meer mag en Grote Broer alles weet. Het punt is alleen dat dat uiteindelijk vooral de symptoombestrijding is, en dat we volgens mij net de afgelopen weken geconcludeerd hadden dat het vrijwel onmogelijk is iedere terreurdaad voor te zijn. Je kan het jihadisme niet uitbannen door identificeerbare jihadi’s uit te schakelen – je moet voorkomen dat er nieuwe opstaan.
Het gevaar van jihadistisch terrorisme in Europa is pas geweken als er geen Europese jongeren meer zijn die zich ervan (laten) overtuigen dat de jihad het waard is om voor te doden en voor te sterven. We moeten dus niet de kiem smoren, maar de voedingsbodem wegnemen. Dat gaat totaal niet lukken met agressie en geweld, of met ronkende leunstoelretoriek over de ‘botsing der beschavingen’ of over de vermeende achterlijkheid van de islam en de profeet.
De enige manier waarop we op dit moment vooruitgang kunnen boeken is als we de mechanismes van de radicalisering doorgronden en tot stilstand brengen. De eerste stap die je daarvoor moet zetten is proberen te begrijpen waarom mensen radicaliseren tot jihadisten – waarom slaat de één wel door in fanatisme, en de ander niet? En wat is nou precies de rol van het geloof daarin? Zijn ze zo boos omdat ze ‘religieus’ zijn, of zijn ze zo ‘religieus’ omdat ze boos zijn? En wat kunnen we daaraan doen?
Het storende is dat je er als progressieveling vaak van beticht wordt ‘weg te kijken’ op het moment dat je dit soort vragen stelt – de jihad is het kwaad, en het kwaad kun je niet begrijpen, dus moet je het te vuur en te zwaard bestrijden – we herinneren ons de manier waarop Elma Drayer het betoog van Femke Halsema ridiculiseerde. Maar proberen te begrijpen is niet wegkijken. Sterker, het is, naast de symptoombestrijding, min of meer het belangrijkste wat we kunnen doen op dit moment.
De strijd tegen het jihadisme is geen oorlog – het is op dit moment vooral een puzzel.
In dat licht moeten we onszelf nu vooral niet verbieden kritisch te kijken naar de manier waarop onze regeringsleiders en legers de afgelopen eeuw geopereerd hebben in het nabije oosten, en de mate waarin dat de haat van sommigen heeft gevoed. Ik weet dat daar in sommige kringen een taboe op ligt, en dat sommigen vinden dat überhaupt het stellen van de vraag alleen al duidt op een ‘weg-met-ons’-mentaliteit, maar we gaan de terreurdreiging echt niet klein krijgen met oogkleppen op: alles moet op tafel, geen vraag mag ongesteld blijven, geen optie onbesproken.
Bovendien geeft het gezag en kracht om consequent te zijn, en om de waarden die je zelf zegt zo belangrijk te vinden ook met enige consistentie ook naar buiten toe uit te dragen. Vrijheid van meningsuiting en democratie, bijvoorbeeld. Of veiligheid. Er werden nogal wat mensen narrig van het optreden van Karen Armstrong bij Buitenhof van de week, maar ze heeft volkomen gelijk als ze stelt dat het vermoedelijk niet helpt dat het Westen voortdurend allerlei regimes steunt die lachend hun achterwerk afvegen met die westerse kernwaarden die onze regeringsleiders zo belangrijk zeggen te vinden. Dat mag vandaag nog stoppen.
Je kan je afvragen of je je zo maar moet voegen naar de woede van religieus dichtgetikte zeloten met doodsverachting. Vermoedelijk niet, maar dat ontslaat je niet van de plicht om te doorgronden. Echt wegkijken doe je namelijk pas als je vragen niet stelt omdat het antwoord je mogelijk niet uitkomt.