Er wordt tegenwoordig veel geklaagd over de sociale media en dat een gros van de bevolking daar zonder filter ondoordachte meningen ventileert, zonder kennis van zaken te hebben. De sociale media heeft er inderdaad voor gezorgd dat de bevolking ongefilterd zijn stem kan laten horen, maar in de traditionele media was de gefilterde stem van de ‘gewone burger’ ook al niet veel soeps.
De traditionele media zet al sinds mensenheugenis middelen in om de bevolking erbij te betrekken. In veel kranten heb je de zogenaamde ‘stelling van de dag’. Een hypothetische situatie of een open deur wordt voorgelegd aan het volk: ‘Denkt u dat Nederland onveiliger gaat worden in de toekomst?’, ‘Zorgt meer politie op straat voor meer veiligheid?´, etc.
Stellingen waar weinig denkvermogen aan te pas hoeft te komen. De mening van de burgers wordt gereduceerd tot ‘ja’, ‘nee’ of ‘ik heb geen idee’. Zeer relevant om te peilen natuurlijk, want zodra de uitslag bekend is, dan wordt er met die uitslag…helemaal niets gedaan. Het enige wat deze stellingen bereiken is dat de deelnemers in de illusie verkeren dat ze met hun mening invloed kunnen uitoefenen, en dat de marketingafdeling van de krant zich op de borst kan slaan, omdat ze zo lekker ‘interactief’ met de lezer bezig zijn. Met vernieuwende inzichten hebben deze stellingen in ieder geval weinig van doen.
Ook de radio geeft de bevolking al jaren het valse idee dat ze invloed kunnen uitoefenen met oppervlakkige meningen. In verscheidene radioprogramma’s kan de bevolking inbellen om zijn zegje te doen over een specifiek item waar ze het in de uitzending dan net over hebben gehad. Uiteraard bellen er zelden mensen met weldoordachte meningen, voorzien van gegronde argumenten die zich volledig hebben ingelezen op dat specifieke onderwerp. Wat moet een radioprogramma immers met nuance als ze ook gewoon een vermakelijke schreeuwlelijk aan het woord kunnen laten?
Ook in verscheidene televisieprogramma’s wordt er waarde gehecht aan de stem van de gewone bevolking. Het VARA-programma Het Lagerhuis uit de jaren negentig vorige eeuw is hiervan een exemplarisch voorbeeld, een reden voor DWDD om dit format in 2018 nog maar eens nieuw leven in te blazen. Nog steeds ongenuanceerd geblaat, complexe problemen die zogenaamd in twee zinnen worden ‘opgelost’ en veel panelleden die vooral zichzelf willen horen tetteren, in plaats van dat ze de focus leggen op de kwaliteit van hun mening.
Het is logisch dat debatprogramma’s niet enkel intellectuele redenaars aan het woord willen laten, maar wat elementaire debattechnieken als vereiste om je mening naar voren te laten komen is niet te veel gevraagd.
Dankzij platforms als Twitter is de de bevolking niet meer afhankelijk van traditionele media om zijn ondoordachte mening naar voren te brengen. De bevolking hoeft nu niet meer in te bellen bij een radioprogramma, uitgenodigd te worden voor een televisieprogramma of zijn mening te laten reduceren tot een ‘ja’, ‘nee’ of ‘weet ik niet’. Het enige wat je hoeft te doen is een account aanmaken en plots heb je een stem die toegankelijk is voor de hele wereld. Schijnbaar heeft de traditionele media voor de oprichters van Twitter als testgroep gediend. Dat verklaart waarom een mening beperkt is tot een aantal tekens. Zo wordt alles lekker ongenuanceerd gehouden en bedient Twitter de oppervlakkige meningen die het gros van bevolking graag geeft en hoort.
Een vrijplaats waar elk individu zijn stem publiekelijk kan maken aan de hele wereld klinkt theoretisch als een uitstekend plan om de gehele mensheid te verheffen met zinnige meningen die voldoen aan de simpele fundamenten: kennis van zaken hebben en je standpunt onderbouwen. Principes die op de basisschool al worden aangeleerd. Theoretisch gezien een ode aan artikel 7 van de grondwet.
In de praktijk worden deze simpele fundamenten verwaarloosd, en is deze pandemie aan ondoordachte meningen ironisch genoeg een schande voor artikel 7 van de grondwet geworden. Het grondwettelijke recht op vrijheid van meningsuiting geeft je nog niet het morele recht om de kwaliteit van je mening te verwaarlozen. Je trapt immers ook niet een zandkasteel van een kleuter kapot, ook al word je daarvoor niet strafrechtelijk vervolgd.