Revoluties voltrekken zich vaak in stilte. Eigenlijk merk je er weinig van, tot je ziet dat ideeën die jarenlang werden weggehoond plotseling uitgangspunt zijn geworden van het regeringsbeleid. Na de kredietcrisis van 2008 hebben kabinetten onder leiding van Mark Rutte voor tientallen miljarden euro bezuinigd. Want als het slecht ging met de economie moest ook de overheid de broekriem aanhalen, was de overtuiging. In deze coronacrisis zien we hoe dezelfde liberale premier ineens voor tientallen miljarden wil investeren. Want als de markt het laat afweten moet de overheid optreden, luidt de nieuwe gedachte. De vraag is wat de politiek met al dat geld gaat doen.
Veranderingen in de politiek gaan sneller in perioden van crisis. Dat zien we ook in deze tijd van corona. Het oude geloof in de markt lijkt ruimte te maken voor een nieuw vertrouwen in de overheid. Deze ommekeer kondigde zich al aan tijdens de Algemene Beschouwingen in september, toen in de Kamer de ene fractievoorzitter na de andere afstand nam van het ‘rauwe kapitalisme’ (Gert-Jan Segers, ChristenUnie), of het ‘doorgeslagen individualisme’ (Pieter Heerma, CDA). VVD’er Klaas Dijkhoff legde uit waarom hij niet meer geloofde dat meer marktwerking zou leiden tot de meeste welvaart voor iedereen. Ik hoorde het aan, maar kon mijn oren bijna niet geloven.
In eendracht en zonder grote woorden werd in de Tweede Kamer afscheid genomen van een neoliberalisme dat ons land decennia lang in de ban had gehouden. Een ideologie die in de jaren negentig vanuit de Verenigde Staten naar ons land was komen overwaaien. Gebaseerd op de overtuiging dat de vrije markt onze samenleving beter zou kunnen organiseren dan de democratische politiek. De felste ideologen zaten niet bij de VVD, maar bij D66. Neoliberalen als Laurens Jan Brinkhorst, Hans Wijers en Alexander Pechtold. Mensen die gevoelig bleken voor de politieke mode van de dag en méér marktwerking zagen als oplossing voor álle problemen. Zij waren niet de enigen.
‘Iedereen behalve Jan Marijnissen van de SP denkt tegenwoordig liberaal.’ Dat beweerde toenmalig VVD-leider Frits Bolkestein in 1994 in Elsevier. De ideologie van de markt sloeg niet alleen aan bij ‘rechts’, maar kreeg ook vat op ‘links’. Zoals Wim Kok, die in 1995 afscheid nam van zijn ‘ideologische veren’. Onder leiding van Kok voerde de PvdA onder Paars een liberaal marktbeleid. Femke Halsema koos na 2002 voor een ‘vrijzinnig’ liberalisme. Onder de noemer ‘linkse lente’ keerde GroenLinks zich tegen sociale voorzieningen, die ‘bevoogdend’ zouden zijn, en tegen het stelsel van sociale zekerheid, dat door de partij werd afgedaan als een vorm van ‘staatspaternalisme’.
‘Kapitaal trekt kapitaal aan; waar het is, wil het meerdere wezen. Wanneer met toenemenden rijkdom aan den eenen, armoede aan den anderen kant zich uitbreidt; wanneer de rijke nog rijker, hij, die weinig heeft, nog armer moet worden; wat is (dan) de wetgeving, (…) tenzij ironie?’
Dit citaat komt uit een rede van de liberale leider Johan Rudolph Thorbecke, Over het hedendaagsche staatsburgerschap (1844). Thorbecke was de eerste liberale premier in ons land en grondlegger van de Grondwet van 1848, waarin ons huidige parlementaire stelsel werd vastgelegd. Liberalen in de negentiende eeuw hadden helemaal niet zoveel vertrouwen in de markt. Klassieke liberalen hadden een goed oog voor de gevaren van het kapitaal. Volgens Thorbecke kon de democratie alleen maar functioneren als de verschillen in rijkdom tussen mensen niet te groot waren. Als de politiek het kapitaal niet in de hand zou houden was de democratie volgens hem slechts een ‘ironie’.
Wie goed vooruit wil kijken zal eerst terug moeten blikken. Nadat in Den Haag decennia lang de markteconomie is gepredikt wordt nu ineens een staatskapitalisme omarmd. Welkom in een nieuwe tijd. Of dit een betere tijd zal worden kan ik u als socialist niet beloven. Maar laten we om te beginnen leren van Thorbecke. Die liet zien waarom de groei van het kapitaal niet zou mogen leiden tot tweedeling onder het volk. Onze democratie kan al die marktwerking niet verdragen, omdat zoveel ongelijkheid het vertrouwen in de politiek aantast. Mark Rutte heeft in het Torentje een portret hangen van Thorbecke. Ik hoop dat de premier zich de komende tijd door de oude meester laat inspireren.