‘Een andere “mening” […] is eenvoudigweg een misvatting.’
– Bart Verheggen
Vriendelijkheid, respect, natuurlijke selectie, Fight club, Inception, Aletta Jacobs, Sartre, Bourdieu, The Myth of Religious Violence, argumenten voor vegetarisme, Big History, programmeren, discipline, LaTeX, Ido, geheugentraining, reanimatie en klimaatverandering – dit zijn zo wat onderwerpen die mijn studenten aandragen als suggesties voor een hypothetische academische canon voor eerstejaars studenten aan de Universiteit Utrecht in het inleidende vak filosofie dat ik doceer. Studenten menen blijkbaar dat niet iedereen al weet wat natuurlijke selectie, LaTeX, Ido en klimaatverandering is, maar dat iedereen dat wel zou moeten weten. In de opdracht gaat het erom te beargumenteren waarom een student meent dat die kennis of vaardigheid van belang is. Ook is het belangrijk dat studenten in het oog houden dat de doelgroep (eerstejaarsstudenten) de kennis niet al bezit (zoals het antwoord op de vraag: wie is Steve Jobs?). Ik vind het fascinerend om te zien waar studenten mee komen. Sommige studenten zijn sceptisch over het concept van een academische canon omdat ze er wars van zijn dat van bovenaf opgelegd wordt wat zij moeten weten – dat lijkt een erfenis van de studentenrevolutie van de jaren zestig te zijn. Dikwijls komen ze op de proppen met vaardigheden of ervaringen (reizen), veel meer dan dat ze met specifieke kennis komen. Het toevoegen van een boek door studenten gebeurt hoogst zelden (zoals A short history of nearly everything van Bill Bryson); documentaires worden wel vaak voorgesteld (zoals Cowspiracy van Kip Andersen en Keegan Kuhn).
Een canon is kennis die iedereen geacht wordt te hebben om volwaardig te kunnen participeren in de samenleving. Doorgaans wordt er met een canon gedoeld op kennis van de geesteswetenschappen, maar het begrip is opgerekt naar algemene kennis en omvat dus ook bèta-kennis. Het maatschappelijk debat over het verplicht stellen van een canon in het onderwijs komt herhaaldelijk terug. Alleen in het geschiedenisonderwijs is er in Nederland een officieel vastgestelde canon van 42 vensters die iedereen geacht wordt te kennen. De vraag is of het daadwerkelijk zo is dat mensen de historische canon van Nederland kennen. Kennis over de historische canon en hoe en waarom die is ingesteld, ontbreekt in ieder geval geheel bij mijn studenten.
Bestaat er hiërarchie in kennis? Is sommige kennis belangrijker dan andere kennis? Is het belangrijk om te weten wie Thorbecke was of Willem van Oranje, Multatuli, Aletta Jacobs, Louis Couperus of Joke Smit? De vraag was retorisch bedoeld. Hoewel ik vind dat je jezelf tekortdoet als je niet weet wie voornoemde personen waren, ben ik van mening dat je prima kunt functioneren in de samenleving zonder die kennis. Maar wie geen kennis heeft van klimaatverandering en wat voor gevaar die is voor de mens en vooral voor toekomstige generaties, loopt het risico het probleem te vergroten. Mijn stelling is dat het immoreel is om bepaalde kennis niet te hebben – als die kennis tenminste gemakkelijk toegankelijk is. Accurate kennis over de ecologische crisis waarvan klimaatverandering helaas slechts één aspect is, is van fundamenteel belang om op een verantwoordelijke en morele manier te kunnen leven zonder toekomstige generaties in gevaar te brengen en om de leefbaarheid van planeet aarde te behouden. Zonder kennis van klimaatverandering is het onmogelijk om een moreel leven te leiden, omdat bijna alles wat wij doen een negatieve bijdrage levert aan klimaatverandering waarbij aan anderen schade wordt toegebracht.
We zitten midden, ik schrijf dit eind maart 2020, in de coronacrisis – of is dit nog maar het begin? Doordat in een groot deel van de wereld het maatschappelijk leven grotendeels is stilgelegd, belasten we planeet aarde minder, onder andere doordat wij minder CO2 uitstoten. Voor het milieu is het drastisch terugschroeven van menselijke activiteiten gunstig. Mensen kunnen mentaal echter geen twee crises aan. Al het nieuws gaat over de coronacrisis. Ik bedoel niet dat dat niet belangrijk is, maar het gevaar bestaat dat de ecologische crisis naar de achtergrond wordt verdreven. Ik lees in The Guardian, ver onder alle coronaberichtgeving, het volgende: ‘Greenland’s melting ice raided global sea level by 2.2mm in two months.’ Maar dat is abstract en wij hebben nu niet acuut last van die zeespiegelstijging. Het is alsof je in een rolstoelzwembad zit waar het water langzaam stijgt. Zolang je nog met je hoofd ruim boven water zit is er niks aan de hand en maak je je weinig druk dat het waterpeil langzaam stijgt. Maar als het water je tot de lippen staat wordt de situatie penibel.
Een optimist kan van mening zijn dat het bestrijden van de coronacrisis ook leidt tot positieve ontwikkelingen in het bestrijden van de ecologische crisis. Gelet op hoe snel er drastische maatregelen worden genomen, zoals het grotendeels stilleggen van het vliegverkeer, geeft dat moed: het is dus wel degelijk mogelijk om op grote schaal drastische maatregelen te nemen!
‘Ik pleit ervoor om bij die meningsvorming de wetenschappelijke inzichten als uitgangspunt te nemen.’ Aldus besluit klimaatwetenschapper en docent aan het Amsterdam University College Bart Verheggen (1972) zijn bondige en heldere uiteenzetting. Dit boek handelt over de wetenschappelijke stand van zaken betreffende klimaatverandering, aangevuld met uitleg over de ruis die in het publieke debat maar al te vaak hoorbaar is. Wat iedereen zou moeten weten over klimaatverandering (2020) dient in de canon opgenomen te worden; iedereen in Nederland dient dit te weten en te begrijpen. Primair gaat het om de kennis die in dit boek wordt uiteengezet die in de canon moet worden opgenomen. Verheggens boek is uitermate geschikt om in bovenbouw HAVO/VWO te lezen en te behandelen.
Een probleem met het uitleggen van klimaatverandering is dat het klimaatprobleem complex is. Er komen verschillende wetenschapsgebieden samen en zodoende is enige voorkennis van de natuurwetenschappen vereist. Natuurkunde, scheikunde, kansrekening, geologie en meteorologie hebben allemaal te maken met klimaatwetenschap. Wetenschappelijke kennis is niet zo intuïtief toegankelijk als veel mensen denken. Mensen hebben dikwijls wat wordt genoemd volks-varianten van wetenschap: volkspsychologie, volkswijsheid, volksmeteorologie, volksnatuurkunde, volksscheikunde, volksinzicht in kansberekening en volksgeneeskunde. Met volksmeteorologie kun je als boer wellicht aardig uit de voeten, maar met zoiets ingewikkelds en veelomvattends als klimaatwetenschap absoluut niet. Mensen testen kennis aan hun intuïties, maar die zijn lang niet altijd betrouwbaar. Zo stellen mensen bijvoorbeeld dat het percentage CO2 in de atmosfeer heel laag is en dat het daarom niets uitmaakt als dat iets toeneemt. Dat klinkt plausibel, tot je er wat kritischer (met hulp van wetenschap) over naar kijkt: je hebt bijvoorbeeld maar een heel klein beetje arsenicum nodig om iemand om zeep te helpen en ook met een kleine hoeveelheid kleurstof kun je een heel zwembad een kleurtje geven.
‘Het draait in de wetenschap niet om geloven. De vraag “Gelooft u in klimaatverandering?” is in feite even onzinnig als de vraag “Gelooft u in de zwaartekracht?”, om in de woorden van de astronoom Neil deGrasse Tyson te spreken.’ (p. 10)
Waarom is er geen breed maatschappelijk debat over astronomie of archeologie, maar wel over klimatologie? Verheggen betoogt dat klimatologie anders is omdat dat die grote maatschappelijke consequenties heeft en er tal van belangen op het spel staan.
Verheggen maakt duidelijk wat zijn rol als klimaatwetenschapper is: hij kan uitleggen hoe het zit, maar wat er vervolgens met die kennis gedaan wordt, is geen verantwoordelijkheid van de wetenschap.
‘De wetenschap kan ons vertellen hoe de vork in de steel zit, maar kan ons niet vertellen wat we vervolgens met die informatie moeten doen; dat is en blijft een keuze.’ (p. 14).
Maar het is wel een morele vereiste om beslissingen te nemen op basis van de beste beschikbare kennis. Die wetenschappelijke kennis is tweeërlei: ten eerste over de diagnose van het probleem: hoe erg is het en hoe erg gaat het worden volgens verschillende scenario’s? Ten tweede wat zijn de mogelijke oplossingen? Wetenschap kan een overzicht bieden van de verschillende opties en de voor- en nadelen ervan op een rij zetten. Aan beide aspecten van wetenschap besteedt Verheggen aandacht.
‘Geen mening zo raar of er zijn online wel mensen te vinden die deze met hart en ziel uitdragen.’ (p. 15)
Zoek maar eens op ‘abduction by aliens.’ Doordat het internet een ongefilterd platform is, biedt het ruimte aan tal van complottheorieën en kan desinformatie vrijelijk verspreid worden. Wie eenmaal in iets (raars) gelooft, kan op het internet medestanders vinden. Er is geen kwaliteitscontrole op wat er op het web komt. Toch menen alle internetgebruikers dat zij zelf heus wel zien wat waar is en wat niet. Maar daarin overschatten zij zichzelf schromelijk. Wie eenmaal een opvatting heeft, heeft te maken met een confirmation bias: informatie die passend is aan de opvatting, wordt geloofd en informatie die daar tegenstijdig aan is, wordt afgewezen. Op het internet begeven mensen zich maar al te graag in online echokamers waar de aangeboden informatie bij de eigen opvattingen past. Als mensen een sterk belang hebben, bestaat de kans dat kennis die die belangen in gevaar brengt, terzijde wordt geschoven. Dit is zogenaamde ‘motivated reasoning’:
‘Die afwijzende houding tegenover de wetenschap komt veelal voort uit een aversie tegen de oplossingen die worden geassocieerd met klimaatverandering, en dan vooral tegen een al te sturende overheid.’ (p. 16).
Wetenschap is de beste methode die de mensheid heeft om betrouwbare kennis te verwerven. Wetenschap is georganiseerde scepsis. Wetenschap is kritisch op zichzelf en zelfcorrigerend. Natuurlijk is wetenschap niet perfect. Wetenschap is mensenwerk, maar het is het beste dat wij hebben. Scepsis over wetenschap is een vorm van pseudoscepsis. Het is nonsens om als leek vragen te stellen bij de wetenschappelijke consensus. Voor de duidelijkheid: er zijn twee vormen van scepsis: wetenschappelijke scepsis versus pseudoscepsis. Pseudoscepsis staat gelijk aan complotdenken.
De terminologie van de klimaatsceptici verandert snel. Momenteel spreken zij over klimaatrealisme. Dat is natuurlijk een term die aanspreekt, maar realisme impliceert dat er een link is met de realiteit en die ontbreekt bij de klimaatrealisten. Juist de IPCC-rapporten weerspiegelen klimaatrealisme. Het ontkennen daarvan is gevaarlijke nonsens.
De media geven disproportioneel veel aandacht aan afwijkende meningen. Verheggen citeert wat wetenschapsjournalist Mark Traa hierover opmerkt:
‘Journalisten zijn dol op rebelse geluiden. Niets zo saai als een wetenschapper die verkondigt wat al zijn collega’s verkondigen.’ (p. 18-19).
Dit kan leiden tot een ‘false balance’ in de media, waardoor het grote publiek aan het twijfelen wordt gebracht. Verheggen merkt ook snedig op:
‘Vrijheid van meningsuiting is echter niet hetzelfde als het recht om de voorpagina van de krant te halen.’ (p. 20).
Klimaatontkenners claimen dat afwijkende opinies in de media worden genegeerd. Dat is (hopelijk) feitelijk correct, omdat kwaliteitsmedia geacht worden waarheidlievend te zijn en zich dus ook te houden aan de wetenschappelijke consensus. De media hoeven immers ook geen aandacht te besteden aan tal van complottheorieën. Tenminste ze kunnen wel verslag doen van mensen die dat geloven, maar dat is iets anders dan er in de wetenschapsbijlage van een krant serieus over te schrijven. Kranten en nieuwsmedia doen hopelijk aan kwaliteitsborging waarbij zij ook kritisch naar elkaars berichtgeving kijken. De die hard klimaatontkenners gaan hierin zover dat ze de (traditionele) kwaliteitsmedia, zoals NOS en de dagbladen, overslaan en aan alternatieve nieuwsgaring doen waarbij de kwaliteitsborging, zeker als het gaat om klimaat, ernstig in gevaar komt. Ik denk bijvoorbeeld aan Fox News en in Nederland aan de Thierry Baudet show – het FvD journaal.
‘Wetenschap is geen democratie waarin ieders mening even zwaar telt.’ (p. 19)
Dat lijken veel mensen moeilijk te verkroppen te vinden. Op het internet kan, zoals gezegd, iedereen zijn mening spuwen, maar dat wil niet zeggen dat elke mening correct is. Het internet (net als een bibliotheek trouwens) is een informatiedoolhof waar veel mensen in verdwalen. Kritisch denken betekent dat je zelf je eigen weg kunt vinden in dit doolhof. Democratie en wetenschap zijn beide belangrijk. Ook een democratische universiteit is belangrijk, maar wetenschap zelf is niet democratisch. De mening van een meerderheid kan immers door de argumenten van een deskundige minderheid omver worden gekegeld.
‘Het is dan ook logisch dat mensen zich in hun meningsvorming over complexe onderwerpen laten leiden door hoe er in de relevante wetenschapsgebieden over wordt gedacht.’ (p. 20).
Wat kunnen we onder het begrip ‘meningsvorming’ verstaan? Een mening is een normatieve opinie over een onderwerp en het is niet mogelijk een mening te hebben die feitelijk onjuist is. Als op een stralende dag iemand zegt: ‘Het regent pijpenstelen,’ dan is dat geen mening maar een feitelijk onjuiste uitspraak. Het helpt niet als iemand daarvan maakt: ‘Ja maar, ik ben van mening dat het pijpenstelen regent.’ Dat is nog steeds feitelijk onjuist. Natuurlijk, in een vrije samenleving mogen mensen onjuistheden verkondigen (binnen marges – niet in kwaliteitsmedia). Maar het verkondigen van een onjuistheid is geen mening. Het al dan niet bestaan van god bijvoorbeeld is ook geen mening: hij bestaat of hij bestaat niet. Een voorbeeld van mening is: ‘We moeten stoppen met vliegen als onderdeel van klimaatbeleid’. Het gaat in eerste instantie niet om meningsvorming, maar het gaat er wel een accuraat beeld van het probleem te schetsen. Wetenschap biedt de beste methode om een accuraat beeld van door mensen veroorzaakte snelle klimaatverandering te krijgen.
‘Als gevolg van de sterkte van bewijsvoering zijn de experts het eens geworden. Als relatieve leek is het rationeel om die consensuspositie te accepteren, omdat je het wetenschappelijke proces vertrouwt op basis waarvan die consensus tot stand is gekomen.’ (p. 21)
Verheggen beantwoordt de vraag die in mij opkwam omdat die telkens weer te berde wordt gebracht:
‘Als het over consensus gaat, komt vroeg of laat Galilei op de proppen. Die ging echter niet zozeer tegen de wetenschappelijke consensus in, maar veeleer tegen de heersende culturele en religieuze gedachte dat de aarde het middelpunt van het universum zou vormen. Het voorbeeld van Galilei laat wederom zien dat wetenschappelijke conclusies heftig worden tegengesproken als ze op gespannen voet staan met diepe overtuigingen’. (p. 23)
Een overtuiging is een mening ofwel een geloof in een bepaalde stand van zaken waarvan je zo overtuigd bent dat het moeilijk is om van mening te veranderen zelfs als daar goede argumenten voor zijn. Overtuigingen kunnen heel gevaarlijk zijn omdat mensen er met overtuiging (dat wil zeggen fanatiek en bereid tot het maken van offers) aan vasthouden vaak tegen beter weten in. Religie is een vorm van zo’n feitelijk onjuiste overtuiging.
Verheggen legt in beknopte hoofdstukken en zonder gebruik van formules de basisbeginselen van klimaatwetenschap uit, geïllustreerd met handige afbeeldingen. Het basisconcept van het broeikasgaseffect is simpel: broeikasgassen houden de warmte van de zon vast. Hoe meer broeikasgassen, hoe warmer het wordt. Omdat het klimaatsysteem van planeet Aarde groot en complex is met allerlei submechanismen is het soms niet direct duidelijk dat de aarde opwarmt doordat mensen broeikasgassen produceren. Sinds de industriële revolutie is de mens meer CO2 gaan uitstoten en sindsdien loopt de mondiale temperatuur op. Let wel, het gaat om een gemiddelde stijging van de temperatuur. Het kan zijn dat er grote lokale verschillen zijn en het kan ook voorkomen dat er kortdurende trends zijn die in tegenovergestelde richting van de langjarige grote trend gaan.
Ik ga de informatie over klimaatverandering hier niet herhalen. Verheggen doet dat immers uitstekend en hij is een klimaatwetenschapper en ik niet. Als filosoof, met name milieufilosoof, heb ik echter een normatieve aanvulling op het boek van Verheggen wil ik wel een normatieve aanvulling op het boek van Verheggen geven.
Over klimaatbeleid zegt Verheggen het volgende: ‘Om de opwarming tot 2 graden te beperken moet de CO2-uitstoot in 2075 netto nul zijn.’ Laat dat eens goed tot je doordringen! 2075 is al over 55 jaar jaar. De verwachting is dat de bevolking voorlopig nog zal blijven groeien en ook dat de economische groei door zal zetten. Beide leiden tot een vergroting van de uitstoot van broeikasgassen. Het is natuurlijk mogelijk dat door nieuw beleid en/of door technologische innovaties of door rigoureuze veranderingen in gedrag, de uitstoot van broeikasgassen in 2075 naar nul is teruggebracht. Om dat te bereiken moet in ieder geval de ontbossing worden gestopt en moet de mondiale veeteelt worden gedecimeerd. En het transport en de energie moeten duurzaam worden. Ook al is dat natuurkundig niet onmogelijk, wat is de reële verwachting dat dit gaat lukken?
55 jaar klinkt ver in de toekomst, maar de meeste kinderen en jongeren zullen dit nog meemaken. Als het niet gaat lukken om CO2 uitstoot drastisch in te dammen, zal de aarde flink opwarmen, met alle desastreuze gevolgen van dien. De uitdrukking Après nous le déluge – na ons de zondvloed – wordt nu letterlijk bewaarheid omdat een verhoging van de zeespiegel ertoe zal leiden dat grote delen van de kust die druk bewoond zijn, onder water komen te staan. Onvoorstelbaar. Ik kan mij bijvoorbeeld niet voorstellen hoe Amsterdam er dan uit zal zien of dat Manhattan onbewoonbaar zal zijn. Maar er zijn duidelijke beperkingen aan ons voorstellingsvermogen: zo heb ik moeite om me zomers de winter voor te stellen en vice versa. De mondiale CO2-uitstoot is tussen 2000 en 2018 met 50 procent gestegen. Ondanks de spaarlampen en het flexitarisme en ondanks alle klimaatbeleid. Biedt dat enige hoop dat het de komende 55 jaar wel gaat lukken?
Het is van belang om te beseffen dat het noodzakelijk is dat de CO2-uitstoot niet verder stijgt, omdat de atmosfeer nog honderden jaren lang verzadigd zal blijven. Onze kinderen en verder nageslacht kunnen dan geen CO2 meer uitstoten omdat wij de ruimte die daarvoor nodig is, al verbruikt hebben. Anders gezegd, wij hebben de lusten en alle toekomstige generaties dragen de lasten.
‘Het leeuwendeel van ons energiesysteem – en dus in feite onze samenleving – draait op fossiele brandstoffen. Hoe lastig het is om de CO2-uitstoot te reduceren, blijkt uit het feit dat deze de afgelopen decennia nog steeds is toegenomen, ondanks alle klimaatconferenties en goede voornemens. Op mondiale schaal hebben we nog niet eens een begin gemaakt met emissiereductie, laat staan in de mate die nodig wordt geacht.’ (p. 148).
Verheggen neemt een aantal mogelijke maatregelen voor CO2-reductie onder de loep. Om de klimaatdoelen te halen is het volgens hem noodzakelijk om een heel palet van oplossingen snel te kiezen. Die oplossingen betreffen niet alleen CO2-reductie, maar ook negatieve emissies, dat betekent het uit de lucht verwijderen van CO2 (en het in de grond opslaan). Verheggen benadrukt in zijn conclusie dat ieder mens zowel consument is die zijn eigen CO2-emissies kan beperken, maar ook burger die zijn of haar stem kan laten horen in het politieke en maatschappelijke debat. Verheggen laat het bij deze algemeenheden. Hij had erbij kunnen vermelden dat de meerderheid van de politieke partijen niet bereid is om de noodzakelijke klimaatmaatregelen te nemen. Alleen GroenLinks en de Partij voor de Dieren willen dat doen. En verder had hij kunnen melden dat voor jou als consument om jouw CO2-voetafdruk significant te verkleinen het overstappen naar een veganistische levensstijl een goed begin is. Vliegen, autorijden, een groot en niet geïsoleerd huis, dierlijke producten nuttigen, veel spullen kopen – allemaal hebben ze een (onnodige want niet essentiële) CO2-voetafdruk.
Wat mij verontrust na het lezen van deze duidelijke uiteenzetting is dat een groot deel van de mensen die donders goed weten wat er aan de hand is met het klimaat, zelf deel zijn van het probleem, zowel als consument (te grote CO2-voetafdruk) en als burger (door niet te stemmen op een groene partij en zich in te zetten voor maatschappelijke en economische groene hervorming). Ik sluit af met Verheggens conclusies:
‘Om de opwarming bij de bron aan te pakken, zullen we de uitstoot van broeikasgassen heel fors moeten beperken. Aangezien CO2 vrijkomt bij de meest gebruikte vormen van energieproductie vergt dat een transitie naar duurzame energiebronnen, naast bijvoorbeeld maatregelen in de landbouw en andere vormen van landgebruik. Niet iedereen ziet de voorgestelde oplossingen zitten. Vaak komt deze onvrede – bewust of onbewust – tot uiting in het afwijzen van de klimaatwetenschap.’ (p. 168)