Met blues, reggae, folk, Americana en nog zo wat genres en stijlen is het meestal meer van hetzelfde. De lat werd lang geleden zo hoog gelegd dat er nauwelijks nog iets te halen valt dat afwijkt van wat we al kennen en al zo vaak gehoord hebben. Veel artiesten blijven binnen de veilige grenzen die het genre afbakenen. Bij andere muzikanten is het gewoon een gebrek aan talent. Toch zijn er de dapperen die zich willen onderscheiden. Door goede songs te schrijven, of op zijn minst nieuwe ideeën uit te proberen en deze toe te voegen aan de bestaande.
James Elkingtons muziek is bij een eerste kennismaking een hint naar de Britse folkpioniers Davy Graham en Bert Jansch. Toch is er meer aan de hand. Elkington beschikt over een warmbloedige stem en bespeelt de akoestische gitaar zoals tegenwoordig nog maar zelden iemand met dit instrument omgaat. Zijn spel sprankelt van een onbevangen virtuositeit die de songs nergens gaan overheersen maar op gang brengen en bijeenhouden. En die liedjes zijn ook nog eens zo ongrijpbaar mooi en bij vlagen ontroerend dat ze zomaar de tijdloosheid oppakken en de luisteraar toewerpen. Wat helpt is het gebruik van viool, cello en de structuur waarin ze zitten gegoten, losjes, verrassend, inventief. Dit alles vastgelegd in de in Chicago gelegen studio van Wilco, met de intieme grandeur van een bruine kroeg.
Omdat niet altijd duidelijk is waarover Elkington zingt, neemt per luisterbeurt de verwondering en bewondering alleen maar toe. Veel interpretatie laat hij over aan het voorstellingsvermogen van de luisteraar. Eén nummer heet Nowhere Time, een ander Sleeping Me Awake. De ultieme plaat om even te ontsnappen aan alles. Alsof je op een zomerdag in een korenveld in de verte de horizon niet van warmte ziet trillen maar van verwachting, hoop en berusting. Daar wil je het liefste naar toe rennen. Er komt muziek uit de luchtspiegeling.
James Elkington – Ever-Roving Eye (Paradise Of Bachelors 2020)