Er is iets heel vreemds aan de hand in ons steeds seculierder geachte Nederland. Terwijl de seculieren tevreden knikken bij het gegeven dat de christelijke invloed op het maatschappelijke vlak afneemt vinden zij het tegelijkertijd volstrekt acceptabel dat politie in uniform de moskee bezoekt en aldaar neerknielt voor Allah, zoals onlangs nog in Amsterdam gebeurde. Vanwaar dit opmerkelijke verschil in opvatting inzake religies? Onlangs bleek ook nog eens dat de gevangenis in Krimpen aan den IJssel tegen alle heersende coronamaatregelen in vrolijk een Suikerfeest had georganiseerd voor moslims. Nog afgezien van het (strafbaar!) overtreden van regels is het de vraag of een overheidsinstelling religieuze bijeenkomsten dient te organiseren.
Centraal in een democratie staan de zogenaamde constitutieve waarden, ofwel: zaken waarover men het eens is dat die essentieel zijn om de democratie goed te laten functioneren. Die waarden vinden we ook grotendeels terug in onze Grondwet.
Eén daarvan is bijvoorbeeld de vrijheid van het spreken, maar ook de gewetensvrijheid. Die houdt in dat een mens vrij is om zijn of haar leven vorm te geven vanuit een inhoudelijke levensovertuiging die men zelf wenst. Op basis daarvan (een godsdienst, filosofie of Idee) geeft men het handelen in de samenleving vorm. Wil dat zeggen dat men maar onbegrensd alles kan doen en laten wat men wenst vanuit die inhoudelijke levensovertuiging? Nee. Er zijn grenzen aan te geven zoals uit deze twee actuele zaken blijkt.
De biddende en knielende politie is in strijd met de Gedragscode Lifestyle-neutraliteit van de politie (juni 2011). In die Gedragscode wordt om te beginnen duidelijk aangegeven hoe het zit met grondrechten als particulier en als overheidsdienaar in dienst van de staat. Daartoe is overleg geweest met het Landelijk ExpertiseCentrum Diversiteit (LECD) en de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), om te voorkomen dat (grond)rechten van politiemensen in de knel zouden komen.
Uit die adviezen van CGB en LECD blijkt dat ‘er omstandigheden zijn waaronder wel een inbreuk kan worden gemaakt op de algemeen geldende grondrechten, met name daar waar een onpersoonlijke en/of geüniformeerde gezagsuitoefening in het bijzonder van belang is. Dit doet zich bij uitstek voor in het geval van functies waarbij de overheid zich in de samenleving manifesteert met behulp van de sterke arm, zoals de rechterlijke macht en de politie. De politie beschikt over het geweldsmonopolie en maakt daarbij gebruik van dwangmiddelen. Geen andere organisatie in de maatschappij is gerechtigd deze bevoegdheden uit te oefenen. Politiemensen oefenen daarmee bij uitstek een bijzondere overheidstaak uit en daarom is de (rechts)positie van politieambtenaren niet zonder meer vergelijkbaar met die van ‘gewone’ ambtenaren en andere werknemers, althans voor zover de betrokken politieambtenaar is belast met typische politietaken.’
Dit houdt dus in dat je als ambtenaar in dienst van de staat geen keppeltje, tulband of hoofddoek kunt opdoen, maar neutraliteit dient uit te stralen. Het is zeer onwenselijk als een ambtenaar zijn of haar ideologie, filosofie of geloof opdringt aan anderen, zeker als dat hem of haar hindert in het vakkundig en veilig uitoefenen van de functie waarvoor men is aangenomen. Dat vond ook de rechtbank bij een orthodoxe moslim die solliciteerde bij de gemeente Rotterdam, maar aangaf te weigeren om een vrouw een hand te geven. En een vrouwelijke politieambtenaar die een hoofddoek draagt is geen reclame voor de gelijkwaardigheid van man en vrouw die wij in het Westen voorstaan. Rechters gaan hierin doorgaans mee en er is op dit vlak voldoende jurisprudentie opgebouwd, tot aan het Europees Hof aan toe, zelfs op het gebied van arbeidsrelaties met een werkgever.
Maar hoe zit het dan met ons concrete voorbeeld, waarbij agenten in uniform bidden en neerknielen in een moskee? Daarover meldt de Gedragscode duidelijk:
“Vanwege de bijzondere positie van de Nederlandse politie dient door politieambtenaren, in contacten met het publiek, in ieder geval afstand te worden genomen van de volgende uitingen: zichtbare uiting(en) van (levens)overtuiging; religie; politieke overtuiging; geaardheid; beweging, vereniging of andere vorm van lifestyle, die afbreuk doet aan de gezagsuitstraling, neutraliteit en veiligheid van de politiefunctie.”
Een drietal belangrijke constateringen:
(a) Het betreft contacten met het publiek, dus ‘gewone mensen’ die geen overheidsfunctie bekleden. Dat is hier het geval. Men bezocht een moskee met burgers.
(b) In dat contact zijn zichtbare uitingen van levensovertuiging of religie niet toegestaan. Het bidden tot en knielen voor Allah zijn duidelijk ‘zichtbare uitingen’, die niet anders als religieus geduid kunnen worden. De politie was niet op zoek naar verloren contactlenzen.
(c) De reden waarom die zichtbare uitingen niet zijn toegestaan is gelegen in het feit dat het afbreuk doet aan de neutraliteit, veiligheid en gezagsuitstraling van de politieambtenaar. Een gewapende agent die geknield met gesloten ogen op de grond zit is uitermate kwetsbaar en straalt bepaald geen gezag uit. Bovendien is hij of zij op dat moment niet direct inzetbaar.
Neutraliteit in handelen is met name van essentieel belang in het geval van rechters, politie en gevangenbewaarders. Voor rechters waren geloofsuitingen dan ook al nadrukkelijk taboe.
Zij hebben namelijk de autoriteit om te beslissen over andermans leven. Dat vereist zeer veel zorgvuldigheid en een positie die onafhankelijk is van een persoonlijke overtuiging. Er wordt opgetreden om recht te doen en de wet- en regelgeving te handhaven. Dat kan niet door het werk met privé-meningen te vermengen. Met name deze functionarissen dienen volstrekt onpartijdig te zijn.
Politie in uniform die officieel in overheidsfunctie een moskee bezoekt en voor Allah knielt is dus zeer inconsequent en problematisch. Dat een overheidsinstelling een islamitisch Suikerfeest organiseert gaat in tegen de regel van staatsneutraliteit. Het schendt bovendien naast concrete gedragscodes van de overheid tevens de constitutieve waarden die wij gezamenlijk hebben afgesproken.
Scheiding tussen kerk (moskee, synagoge) en staat is dan ook van eminent belang, maar dat betekent overigens niet dat die religieuze instellingen zouden moeten verdwijnen uit het publieke leven, zoals bepaalde ‘liberale’ politici heden ten dage voorstaan. De basiswaarde van gewetensvrijheid zou er namelijk ernstig onder lijden en dat leidde in de geschiedenis reeds tot catastrofale gevolgen.
Het is juist dat de staat geen enkel specifiek geloof of filosofie behoort te promoten via haar instellingen of diensten zoals de politie. Een kerk, moskee of synagoge mag echter gerust in daartoe geschikte gebouwen haar boodschap verkondigen en de gewetensvrijheid biedt mensen de mogelijkheid om uitdrukking te geven aan hun visie of geloof, ook publiek.
Een agent mag als privé persoon, zonder uniform, publiek uiting geven aan zijn overtuiging. Het is van groot belang om die basisvrijheid te koesteren. Een agent mag dat echter niet doen in dienst van een neutrale overheid, die gezag dient uit te stralen.
Het bizarre is nu, dat seculieren geen kruisje of keppeltje willen zien in het openbaar, maar dat het dragen van een hoofddoek, knielen voor Allah en organiseren van Suikerfeesten door overheidsdienaren wel goedgepraat en zelfs bepleit wordt. Dat is op z’n zachtst gezegd zeer inconsistent.
Over de kwestie in de gevangenis te Krimpen aan den IJssel valt in grote lijnen hetzelfde te zeggen. Het past een staatsinstelling totaal niet om een islamitisch Suikerfeest te organiseren. Waarbij nota bene ook nog eens de eigen overheidsregels – vanwege Corona – werden overtreden.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week.