Plotseling stond er een naakte man op het podium, tijdens een festival midden in ons dorp. Het was zomer 1979 in Hilvarenbeek. Ik was nog een jongetje en vond dat raar. Maar het was niet raar, zo kreeg ik te horen, want het was kunst. De maker was Jango Edwards, een anarchistische clown – die had je toen. Tijdens de Bikse Fiste, een groot festival op de Vrijthof midden in het dorp. De toegang was gratis, want de baromzet enorm. Het festival werd georganiseerd door de RK Veulpoepers BV, die streden tegen de kerk en het kapitaal. Een muziekgroep die anarchistische volksmuziek speelde. De band had dat jaar zelfs een nationale hit, met een lied over ‘Den Egelantier’. Ik ben als jongen opgegroeid met de RK Veulpoepers BV, die mij leerden wat vrijheid is. Dat je alles mag zeggen en alles mag doen, als het maar gezellig is.
Ons Brabantse dorp werd destijds bestookt met culturele projecten, veelal vanuit Huize De Rommelpot van de familie Naaijkens. Waaronder de Veulpoepers, die vrolijke volksmuziek maakten met radicale politieke teksten. Over klassenjustitie door dure advocaten (‘Potverkaatje’) en staatsterrorisme door de regering (‘Terrorist’). Tegen de leugens in de media (‘Telegraafgelul’), maar ook tegen de ongezellige gezondheidsmanie (‘Makrobiotiek’). In ons dorp keek niemand vreemd op als ergens een kunstenaar opdook. Cultuur was geen elitaire aangelegenheid in een kil museum, maar iets wat je kon meebeleven vanaf een gezellig terras. Het legde in Hilvarenbeek ook de basis voor multiculturele festivals, zoals Decibel, Woo Hah! en Best Kept Secret. Nu niet meer midden in het dorp, maar in het recreatiepark van De Beekse Bergen.
De Veulpoepers waren muzikanten die alle mogelijke taboes doorbraken en heel verschillende mensen bij elkaar brachten. Strijden voor vrijheid was een bevrijding, uit de benauwdheid van alles wat niet kon en niet mocht. Door te laten zien hoe leuk het leven kan zijn als we elkaar niet voortdurend de maat nemen. Een heel ander idee van vrijheid dan ik nu zie bij activisten die andere mensen voortdurend langs hun eigen bekrompen meetlat leggen. De woorden die we voortaan niet meer mogen gebruiken, de beelden die zouden moeten verdwijnen en de feesten die we niet meer kunnen vieren. Sommige anti-racisme-activisten lijken wel op de pastoors in ons dorp in de jaren zeventig. Als ik luister naar hun preken, dan voel ik soms weer die benauwdheid. Dat dit niet moet en dat niet mag. Het beklemmende gevoel van zo lang geleden.
De Veulpoepers waren ook ondernemers, naast het organiseren van culturele festivals startten zij onder meer een drukkerij, een platenlabel en het huidige poppodium ‘013’ in het nabijgelegen Tilburg. De stad waar ze ook een café openden: Den Egelantier. Gelegen vlak bij mijn middelbare school, het Sint Odulphuslyceum. Over dat café gaat het gelijknamige lied, waarmee de band in 1979 landelijke bekendheid verwierf. ‘Den Egelantier’ werd ook een alternatief schoollied, dat wij uit ons hoofd kenden. Het is een lied in de traditie van het Middeleeuwse ‘exempel’, of een stichtelijk verhaal, dat door de Veulpoepers speels werd omgezet in een immoreel dranklied. Ik heb het gezongen en ik heb er op gedanst. Het heeft me iets geleerd over vrijheid. Die komt niet met donderpreken. Er is geen bevrijding mogelijk zonder gezelligheid.