Zijn muziek is in talloze films en series te horen. Charles Bukowski schreef meerdere gedichten over hem. Desondanks geldt Anton Bruckner als buitenbeentje van de klassieke muziek. Een gelovig man met een obsessie voor de dood, een dwangmatige neiging tot het tellen van voorwerpen en een voorliefde voor jongedames. Al speelde dit laatste zich naar het schijnt voornamelijk af in het hoofd van de Oostenrijkse toondichter. Zijn dagboek stond vol met namen van meisjes waarop hij verliefd was. Toen zijn moeder overleed liet hij van het lijk een foto maken voor op de schouw. Voor filmregisseur Ken Russell was dit alles voldoende voor het maken van The Strange Affliction of Anton Bruckner. Na maart 1884 gebeurde datgene waar de toen zestigjarige Bruckner jaren op had gehoopt. Erkenning en waardering als componist. Het gebeurde na de première van zijn zevende symfonie.
Bruckners Zevende is een hoogmis van gedoseerde dramatiek, van emotionele gretigheid. Een eerbetoon aan de excentrieke koning Ludwig, u weet wel, van sprookjesslot Neuschwanstein, en aan de door Bruckner bewonderde Richard Wagner. Het werk is er dan ook naar. Alsof een kasteel wordt opgetuigd, waar steeds meer nieuwe kamers en gangenstelsels aan worden toegevoegd. Alsof je er zelf door ronddwaalt. Van balzaal naar suite, van slaapkamer naar kerker. Eenmaal onderweg laat Bruckner je steeds minder uitgangen zien, maar opent telkens weer nieuwe vergezichten. Zonder het fundament uit het oog te verliezen, gebeurt alles opeenvolgend zonder aankondiging vooraf. Bedachtzaam, soms nadrukkelijk mooi, expressief en episch. Het lijkt of het werk als een soort collage is opgebouwd uit stukjes filmmuziek voor verschillende rolprenten. Tegelijkertijd maakt dit ogenschijnlijke gebrek aan samenhang juist deze symfonie zo fascinerend. Ongedurig, tastend in het duister van de ziel, vaak vol in de emotie. Met name het tweede deel, het Adagio maakt enorme indruk.
Het werk behoort tot de lijfstukken van Bernard Haitink en de Berliner Philharmoniker. De legendarische dirigent, die in 2019 op zijn 90ste met pensioen ging, huldigt de opvatting dat muziek vrijelijk moet vloeien en niet een vertolkend idee moet opleggen. Moet je bij Bruckner wezen. Zijn symfonie is zo rekbaar als elastiek wanneer het gaat om verkenning en weerslag van gevoelens in muzieknoten.
De liveregistratie van mei 2019 door het Duitse orkest werd direct-to-disc vastgelegd: de muziek rechtstreeks naar een snijmachine waar de opname in een lakplaat werd gesneden. Achteraf studiocorrecties aanbrengen is er dan niet mee bij. Je krijgt wat je hoort, zoals af en toe kuchjes uit de zaal. Of je de nuances en dynamiek van een symfonieorkest goed kunt vastleggen volgens deze werkwijze, waar in dit geval een dubbel-lp van is geperst, is zeer de vraag. De kleur en karakteristiek van de instrumenten klinken niet altijd even zuiver en herkenbaar. Aan het slot van het Adagio valt in het geluid van de hoorns zelfs een kleine vervorming waar te nemen. Dat de luisterbeleving toch overeind blijft is te danken aan de overweldigende compositie en aan de meeslepende uitvoering. Die is overigens trager dan bijvoorbeeld Haitinks versie met het Concertgebouworkest uit 1979. Kant vier bevat trouwens geen muziek maar de in vinyl gegraveerde handtekeningen van de orkestleden en de dirigent. Verder bevat deze boxset het oorspronkelijke programmaboekje, het concertkaartje, een fotoboek en de score. Een genummerde uitgave. 1884 stuks, naar het jaartal van de oorspronkelijke première.
Anton Bruckner – Symphony Nr. 7 Berliner Philharmoniker Bernard Haitink (Berliner Philharmoniker Recordings 2020)