Een kunstenares uit Zwitserland schonk mij een ruim honderd jaar oud manuscript van Gerrit Mannoury, dat ze had gevonden in een kringloopwinkel. De filosoof en communist van wie ik had verwacht dat hij al lang zou zijn vergeten. Aanleiding was mijn boek Denken op de dijken, over het Nederland van de filosofen. Waarin ik naast allerlei bekende denkers zoals Erasmus en Spinoza ook een aantal vrijdenkers als Gerrit Mannoury een plek heb gegeven. Tot mijn verrassing namen na het verschijnen van dit boek verschillende lezers contact met mij op, mensen die zich nog altijd interesseren in de filosofie van Mannoury. Gerrit was in zijn politieke opvattingen een steile communist, maar in zijn filosofie een man die streed tegen elke vorm van dogmatisme. De filosoof was zijn tijd ook vooruit, zijn analyses over de rol van taal in de politiek lijken actueler dan ooit.
Het manuscript van Mannoury is geschreven in een oud lichtbruin schrijfboekje, in een helder maar priegelig handschrift. Met de intrigerende titel Wiskunst, Filosofie en Socialisme. Het is een jaar later (in 1919) in druk verschenen. Mannoury spreekt van ‘overdrukken’, of fragmenten uit eerdere artikelen die hij op deze wijze onder een breder publiek bekend wilde maken. Gerrit kwam uit een arm gezin maar kreeg vanwege zijn pienterheid privélessen aan de universiteit van Amsterdam, waar hij hoogleraar werd in de wiskunde. Daarnaast werd hij actief in de communistische partij, waar hij ideologische scholingen gaf en schreef voor partijbladen. In deze gesloten partij bleef hij pleiten voor het vrije denken. In dit boek stelt hij dan ook dat socialisten een ‘dubbele strijd’ voeren: ‘De klassestrijd met onze tegenstanders, om de staatsmacht; de gedachtestrijd, die het proletariaat met zichzelf heeft uit te vechten, om de geestesmacht.’ Wie de wereld wil verbeteren moet haar eerst beter begrijpen.
‘Wat die waarheden behelzen, en hoè die woorden moeten luiden?…. De één zoekt het in eenzame overpeinzingen uit goddelike stemmen te vernemen, de ander leest het af uit natuur en wetenschap, en de meesten breken er zich het hoofd in het geheel niet mede, maar praten na wat zij gewoon zijn te horen en volgen na wat zij gewoon zijn te zien. Kuddedieren! zou Nietzsche zeggen. Maar geen van allen vermag het woord-vanwaarheid vast te leggen, dat van alle tijden is. Want de woorden, die dragers van gedachten en wekkers van daden moeten zijn, zij leven zelf, en wie dat leven uitdooft, wie bij het woord zweert om het woord, en geweld plaatst tegenover het denken, verzet zich tegen een macht, die hoger en geweldiger zal blijken dan het schijngezag der heersers van vandaag.’
Mannoury stelt dat de betekenis van woorden mede afhankelijk is van de bedoelingen van andere taalgebruikers. Door het taalgebruik – of wat hij ‘taaldaden’ noemt – beïnvloeden mensen de betekenis. Kennis kan voortkomen uit ‘overpeinzing’ of uit onderzoek of wat een ander ons vertelt, maar de woorden die we gebruiken krijgen pas betekenis in onze talige omgang met anderen. Dit ‘relativisme’ gold voor hem zeker in het politieke taalgebruik. Geen enkele politicus kan aanspraak maken op de waarheid, niemand mag zich meester maken van de woorden. Geen mens heeft voor Mannoury het recht om ‘het woord-van waarheid vast te leggen’. Om de wereld te veranderen moeten we in een voortdurende ‘gedachtenstrijd’ met andere mensen, die met dezelfde woorden vaak iets anders bedoelen. Ons taalgebruik is volgens Mannoury juist een levend geheel, zonder discussies met mensen met heel andere opvattingen zal dat leven ‘uitdoven’ en onze taal haar kracht verliezen.
Taal is altijd een sociaal proces, waarin we gezamenlijk de betekenis van woorden slijpen. Als we die discussies uit de weg gaan zal onze taal bot worden. Daarmee beperken we volgens Mannoury de mogelijkheden om de wereld te begrijpen en het vermogen om onze samenleving te veranderen. Mannoury schreef dit boekje in de hoop dat het mensen zou uitnodigen tot onderling debat. Honderd jaar later wordt er veel geroepen, vooral in de sociale media. Of hier het sociale proces zich afspeelt dat deze filosoof voor ogen stond vraag ik me echter af. In de sociale media wordt heel weinig discussie gevoerd. Wel beschieten veel mensen elkaar met allerlei beschuldigingen, ieder vanuit zijn veilige schuttersputje. De betekenis van woorden wordt hier zelden helder. In die kakofonie van eigen meningen dreigt onze levende taal te sterven. We kunnen de wereld immers niet veranderen als we elkaar niet meer begrijpen.
In deze serie verscheen eerder een bijdrage over Friedrich Nietzsche en ‘de viruswaarheid’.