Christenvervolging verwarren seculiere partijen met tegenwerking van het geloof en zijn instituten. Dat stelt althans CDA-Kamerlid Martijn van Helvert in een opiniestuk op RD.nl Volgens hem zijn seculiere partijen trots op hun ‘objectieve blik’ op de wereld, maar valt dit in de praktijk vies tegen. Als voorbeeld noemt Van Helvert de wijze waarop er wordt gedebatteerd over christenvervolging:
“In mijn eerste begrotingsbehandeling als woordvoerder buitenlandse zaken, nu vier jaar geleden, stelde ik dat we meer moesten doen voor de vervolgde christenen in de wereld. Meteen liep een collega naar de interruptiemicrofoon: ‘Maar voorzitter, we komen toch zeker niet alleen op voor christenen? We maken ons toch zeker sterk voor andere minderheden! Denk aan de Rohinya in Myanmar.’ Deze reactie is exemplarisch. Telkens als ik aandacht vraag voor een bepaalde groep vervolgde christenen, werpt iemand mij tegen dat er ook andere vervolgde minderheden zijn die aandacht verdienen.”
Volgens het CDA-Kamerlid gebeurt tegelijkertijd het tegenovergestelde nooit. Een debat over homoseksuele Indonesiërs gaat bijvoorbeeld nooit gepaard met een vraag over de positie van christenen aldaar. Van Helvert wijst erop dat het christendom de afgelopen 15 jaar letterlijk is gedecimeerd in het Midden-Oosten. Een ongemakkelijke waarheid, net zoals het feit dat ook in China en India dit geloof steeds meer onder vuur ligt. Seculiere partijen hebben volgens Van Helvert dan ook een gecompliceerde relatie met het christendom waardoor deze waarheden er minder toe doen:
“Bij de benadering van christenvervolging zijn deze feiten voor veel partijen minder belangrijk dan de eigen politieke ideologie. Om binnenlandse electorale redenen willen de seculiere partijen zich niet afficheren met het christendom. Ze koesteren er niet zelden een zekere weerzin tegen: het christendom en zijn instituten zijn relicten uit het verleden die beter vandaag dan morgen kunnen verdwijnen.”
Het hele opiniestuk is terug te lezen via het Reformatorisch Dagblad.