Er is veel gezegd en geschreven over het afscheid van Job Cohen, maar één kwestie is opvallend onderbelicht gebleven, en dat is zijn rol als onderhandelaar tijdens de kabinetsformatie. Weinig mensen zullen zich het zich realiseren, maar een links-liberaal kabinet-Rutte, bestaande uit VVD, PvdA, D66 en GroenLinks, heeft geruime tijd zeer voor de hand gelegen. De vier partijen wilden in de zomer van 2010 graag samenwerken of zagen na het mislukken van andere opties geen andere mogelijkheid, en hebben flink geïnvesteerd om Paars-plus tot een succes te maken.
Geen ruimte
Het heersende beeld is dat Paars-plus niet mogelijk bleek dankzij de VVD, omdat de liberalen geen millimeter wilden wijken in traditionele vaste waarden als de hypotheekrenteaftrek en de kilometerheffing. Dat beeld bleek echter niet te kloppen, zo werd mij duidelijk tijdens het onderzoek voor een boek over de kabinetsformatie. Het was vooral Job Cohen die niet wilde bewegen, in het bijzonder op het vlak van de sociale zekerheid. Dat de uiteindelijke flop van Paars-plus aan de VVD werd toegeschreven, kwam Mark Rutte en de zijnen niet slecht uit, omdat ze dat goed konden verkopen aan hun achterban. Ze spraken het dus niet tegen, maar daarmee was het nog niet waar.
Tijdens de onderhandelingen was er bij zijn gesprekspartners veel verbazing over Cohen. Voor vrijwel elke kwestie van enig belang wendde hij zich tot zijn souffleurs in de fractie, onder wie de fractieprominenten Diederik Samsom en Jeroen Dijsselbloem. En opmerkelijk vaak kwam hij terug met de boodschap dat er geen onderhandelingsruimte was.
Makkelijker
Het hoeft geen betoog dat de wereld er voor Job Cohen anders had uitgezien als Paars-plus wel tot een goed einde was gebracht. Als vicepremier of fractievoorzitter van een grote regeringspartij had een ervaren bestuurder als hij het heel wat makkelijker gehad dan als leider van de grootste oppositiepartij, en je mag aannemen dat hij in dat geval niet was afgetreden.
Het verloop van de onderhandelingen over Paars-plus was echter symptomatisch voor het functioneren van de PvdA in de afgelopen decennia. Als geen andere partij in Den Haag is men bij de sociaal-democraten overtuigd van de juistheid van het eigen standpunt, waarvan elke aanpassing in principe als een nederlaag wordt beschouwd.
Dat was al zo ten tijde van het kabinet-Den Uyl, toen spreiding van kennis, macht en inkomen met geweld moest worden afgedwongen, dat was niet anders toen bewindslieden van de PvdA in de jaren tachtig en negentig tegen alle protesten in een nietsontziende schaalvergroting doorvoerden in het onderwijs, en het bereikte misschien wel een dieptepunt toen Ad Melkert in het begin van deze eeuw weigerde begrip te tonen voor de opkomst van Pim Fortuyn en de maatschappelijk achtergronden daarvan.
Dat alles heeft in toenemende mate geleid tot terugtrekkende bewegingen en het kritisch de maat nemen van alle andere partijen op het Binnenhof. CDA en VVD worden van oudsher met afschuw bekeken, D66 en GroenLinks vaderlijk op de schouders geklopt maar toch vooral beschouwd als rechter- en linkerflank van de PvdA, en de SP wordt vooral als een groot gevaar beschouwd.
Aantrekkingskracht
Een geïsoleerde positie, wat u zegt. Maar het is kenmerkend voor de potentiële aantrekkingskracht van de PvdA dat desondanks nog recent grote electorale successen zijn geboekt. Wouter Bos heeft het als lijsttrekker een aantal malen zeer goed gedaan, en na de komst van Job Cohen naar Den Haag, nog geen twee jaar geleden, sloeg de teller in de peilingen zelfs uit naar 55 Kamerzetels. Een ongekend cijfer, vergeleken met de 13 zetels die Maurice de Hond eerder deze week voorspelde, en een bewijs voor het feit dat de PvdA bestaansrecht heeft in het huidige tijdsgewricht, dat zo liberaal heet te zijn. Als de boodschap maar met zelfvertrouwen wordt gebracht.
Die boodschap heeft, met uitgangspunten als verheffing van de onderklasse en een zo rechtvaardig mogelijke inkomensverdeling, een grote wervende kracht. Uiteraard moet een en ander worden gemoderniseerd, maar dat is proces is bij veel PvdA’ers al een tijdje gaande. Met het klassieke zieligheidsdenken waarmee de SP furore maakt, lever je geen bijdrage aan de problemen waarmee Nederland en de westerse wereld kampen, dat zien steeds meer sociaaldemocraten in. Daarnaast wordt het tijd om de macht in te perken van het provinciale partijkader, dat net als bij CDA en VVD trouwens nog teveel invloed heeft op de koers, en lang niet altijd een gunstige.
De muur van het eigen gelijk
Maar de belangrijkste taak van de nieuwe partijleider is een heel andere: een nieuwe, meer reële kijk van de PvdA op de werkelijkheid. Als hij erin slaagt de sociaal-democraten eindelijk eens achter de muur van het eigen gelijk vandaan te krijgen, en te stoppen met dat eeuwige dedain ten opzichte van iedereen die de wereld anders ziet, en als het even kan ook niet de hele tijd zo gekwetst kijkt, dan kunnen de sociaal-democraten de komende jaren nog wel eens voor een verrassing zorgen. Een traditie van meer dan honderd jaar laat zich immers niet zomaar uitvagen. Je moet er alleen wel zelf in geloven.
Bert Bukman is auteur van het boek “Het Slagveld, De lange weg naar het kabinet-Rutte”. Dit stuk verscheen eerder op VK.nl.