OPINIE
’t Was weder Boekenweek in Nederland. Wat betekent dat? Dat je godverdomme een week lang boeken moet kopen, zodat met name de armlastige Nederlandstalige auteurs door jouw toedoen een paar centen verdienen. Natuurlijk schieten ze met dat beetje achterlijke poen geen reet op, en zullen ze verder moeten krabbelen in een scheefstaand huisje zonder verwarming, zullen ze in hun goedkope, stinkende kleren op een gammele stoel voort moeten schrijven aan hun volgende kutroman of gebrekkelijke dichtbundel, waarvan alweer slechts 32 exemplaren over de toonbank zullen gaan, en zullen ze zich voor de zoveelste keer moeten zitten verbijten omdat ze van de schrijverij niet kunnen leven, zodat ze zouden verhongeren als hun partner niet het brood op de plank bracht met een half time baantje als rekkenvuller bij Albert Heijn. Ja, voor deze eeuwige losers is de Boekenweek tevergeefs in het leven geroepen.
Maar let op, de kopers van boeken krijgen iets terug. Als ze in de boekwinkel minstens 15 euro spenderen, ontvangen ze het Boekenweekgeschenk alsmede het Boekenweekessay. Dat zijn prulletjes van 90 pagina’s, geschreven door gammele klojo’s van wie, god mag weten waarom, verondersteld wordt dat ze een belangrijke positie innemen in de hiërarchie van het Nederlandse of Vlaamse autersgilde.
Dit jaar waren uitgenodigd om een slecht geschriftje af te leveren: Lize Spit (geschenk) en Raoul de Jong (essay). Lize Spit kwam aankakken met een tenenkrommend verhaaltje waarmee ze de vluchtelingenproblematiek in het zonnetje wilde zetten, en Raoul de Jong,, zelf een soort van kleurling, schreef uiteraard een vodje bij elkaar omtrent de slaverij van vijftien eeuwen geleden, en dat het allemaal de schuld is van de witte mens dat de zwarte mens nog steeds als een gek onderdrukt wordt.
De kwestie is: zowel Spit als De Jong kan niet schrijven. Niettemin worden ze beschouwd als grote letterkundige lichten. Ze gaan met hun boekenweekshit de baan op, om in honderd winkels te signeren, en hun domme kop te laten zien aan het boeken kopende publiek. Ze krijgen overnachtingen in vijfsterrenhotels, ze worden vervoerd in taxi’s van de Mercedes S-klasse, ze hebben een paar minkukels tot hun beschikking die alles voor hen regelen, en iedereen zegt tegen hen dat ze fantastisch zijn.
Terwijl ze helemaal niet fantastisch zijn. Lize Spit is een soort van kruidenvrouwtje met een afgekeurde hooimijt als kapsel, en Raoul de Jong is een schlemiel die zoveel schrijftalent heeft als een in barensnood verkerende blinde mol. Zie je die twee sukkels al zitten in een Mercedes S? Bovendien waren ze de eregasten op het Boekenbal.
Nog zoiets. Het Boekenbal, die samenzwering der idioten. Ontelbare nitwits die van dichte of van verre iets met de letteren te maken hebben, gaan zich daar, verkleed als carnavalsvierders, zitten volhijsen met gesponsorde drank, lullen elkaar de oren van de kop over niets, dansen zich in het meurende zweet op kutmuziek, en krijgen een appelflauwte van bewondering als de gecontesteerde dichter Pim Lammers, die door een paar fascisten wordt beschuldigd van pedofilie, met een ei in z’n broek een flutgedicht komt voorlezen.
Wie de neiging heeft om zowel de Boekenweek als het Boekenbal achterlijk gedoe te vinden, wordt voor het bal niet uitgenodigd. Daarom zat ik gezellig thuis bij vrouw en kind, en ik las een stripboek over Suske en Wiske, nog steeds ongeveer de beste Nederlandstalige literatuur die er te krijgen valt.
De in dit artikel geuite meningen en standpunten zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de meningen of standpunten van TPO.