Binnenland

SCP rapport Burgerperspectieven 2023-2 samengevat

31-08-2023 07:50

SCP

SCP Burgerperspectieven 2023-2 samengevat met behulp van Genei

Lees ook: Helft Nederlanders bezorgd over desinfo op social media
Lees ook: 70% Nederlanders: ‘VvMU niet bedoeld om geloofsovertuiging te kwetsen’

In het kort:

  • Stemming blijft somber, economische verwachtingen iets minder negatief
  • Zorgen over inflatie en prijsstijgingen
  • Politiek vertrouwen blijft laag
  • Samenleven als punt van zorg én trots
  • Zorgen over asielbeleid en -opvang
  • Wonen: zorgen over het tekort aan betaalbare woningen
  • Meerderheid vindt dat klimaatverandering actie vergt, ook kritiek op stikstofbeleid
  • Overige thema’s: zorg, onderwijs en vrijheid van meningsuiting
  • Sombere reflecties van burgers op sociale media
  • Onbetrouwbare informatie op sociale media
  • Conclusie: online gedrag en informatie is een taak van de overheid, maar er zijn belangrijke dilemma’s

Algemeen:

  • Volgens een enquête die in de winter van 2022/2023 is gehouden, is 56% van de respondenten van mening dat het de verkeerde kant op gaat met Nederland en verwacht 59% een economische neergang.
  • Het vertrouwen in de politiek blijft laag vergeleken met de afgelopen vijftien jaar: slechts 43% heeft vertrouwen in het Nederlandse parlement en 42% in de regering.
  • Een meerderheid (66%) is echter redelijk tevreden over het functioneren van de democratie.
  • De belangrijkste reden voor dit pessimisme over het land en de politiek is de perceptie dat de regering er niet in slaagt om belangrijke kwesties aan te pakken. Zoals stijgende prijzen, groeiende inkomensongelijkheid, sociale cohesie, immigratie, betaalbaar woningtekort, klimaat en stikstof.
  • Vriendjespolitiek wordt gezien als onderdeel van de politiek-bestuurlijke cultuur, waarbij 37% denkt dat het af en toe voorkomt en 47% denkt dat het vaak of bijna altijd voorkomt.
  • Dit vriendjespolitiek wordt niet alleen geassocieerd met ambtenaren, maar ook met (lokale) politici, en weerspiegelt een cultuur van vriendjespolitiek en compromissen sluiten.
  • Sommigen zien vriendjespolitiek als een wijdverbreid fenomeen in de hele Nederlandse samenleving.

Sociale media en vrijheid van meningsuiting:

  • De meerderheid van de mensen beschouwt het beledigen van groepen als een grotere beperking van de vrijheid van meningsuiting dan het delen van onjuiste informatie.
  • Online gedrag, met inbegrip van haatdragende taal, beledigingen en onaangename interacties, is een belangrijke zorg voor veel individuen, omdat het offline normen kan beïnvloeden.
  • Beledigend gedrag wordt gezien als duidelijker ongewenst dan het verspreiden van valse informatie, mogelijk omdat het beoordelen van waarheidsgetrouwheid als complex wordt gezien.
  • Mensen zien online gedragsnormen echter niet als absoluut.
  • Terwijl ze vinden dat de overheid illegaal gedrag zoals haatzaaien moet afdwingen, is het een grotere uitdaging om overtredingen van fatsoensnormen te reguleren vanwege de verschillende meningen over wat als fatsoenlijk wordt beschouwd.
  • Digitalisering is een belangrijk aandachtspunt van de EU, maar de burgers beschouwen het niet als een prioriteit voor de EU.
  • De meeste mensen vinden dat het de verantwoordelijkheid van de nationale overheden is om regels op te stellen voor online meningsuiting en het delen van inhoud.
  • Het percentage mensen dat dit ziet als een verantwoordelijkheid van de overheid is hoger dan degenen die dit zien als de verantwoordelijkheid van de EU, gebruikers of technologiebedrijven.
  • De mate waarin burgers dit zien als een verantwoordelijkheid van de overheid wordt echter sterk beïnvloed door hun vertrouwen in de overheid.
  • Dit gevoel komt terug in de groepsdiscussies, waar mensen zich afvragen of de overheid de capaciteit heeft om online-inhoud te reguleren en of ze in de toekomst controle moet hebben over vrije meningsuiting op het internet.
  • 18% van de respondenten vindt dat mensen informatie online moeten kunnen delen, zelfs als ze niet zeker zijn van de juistheid ervan.
  • Daarentegen is 48% het niet eens met deze stelling.
  • Hoewel de meerderheid voorstander is van het beperken van de vrijheid van meningsuiting in de context van valse informatie, is er ook enige verdeeldheid.
  • Wettelijk gezien is alleen de aanwezigheid van valse informatie niet voldoende reden om de vrijheid van meningsuiting te beperken.
  • Er moet aan bijkomende voorwaarden worden voldaan, zoals misleidende commerciële informatie of valse informatie die een bedreiging vormt voor de volksgezondheid of het functioneren van het rechtssysteem.
  • Het is opmerkelijk dat bijna de helft van de respondenten de voorkeur geeft aan een vorm van beperking van de vrijheid van meningsuiting als de informatie onjuist is.
  • Een andere vraag vroeg de respondenten zich uit te spreken over overheidsingrijpen bij het delen van gevaarlijke informatie en het beschermen van de individuele vrijheid van meningsuiting.
  • De meerderheid (51%) steunt overheidsingrijpen tot op zekere hoogte, terwijl 34% voorstander is van het beschermen van de vrijheid van meningsuiting zonder overheidsinmenging.
  • Over het algemeen is er vergelijkbare steun voor het beperken van de vrijheid van meningsuiting in beide gevallen, hoewel de specifieke voorwaarden verschillen.
  • Een meerderheid van de respondenten (60%) is het niet eens met het idee dat mensen alles moeten kunnen zeggen op internet, ook al beledigt het bepaalde groepen.
  • Uit eerder onderzoek blijkt dat een grote meerderheid het wenselijk (82%) en acceptabel (83%) vindt dat internetbedrijven gewelddadige en haatdragende berichten verwijderen.
  • Er is echter minder steun voor het ingrijpen bij aanstootgevende inhoud, hoewel er nog steeds een meerderheid voor is.
  • Mannen (20%) zijn meer voorstander van online vrijheid van meningsuiting, zelfs als dit beledigend is voor groepen, vergeleken met vrouwen (9%).
  • Hoger opgeleiden en jongeren zijn het ook vaker eens met deze stelling dan ouderen, hoewel de steun beperkt blijft tot een minderheid.
  • Zorgen over de effecten van online gedragsnormen worden besproken, waarbij deelnemers hun zorgen uiten over de impact van online normen op offline interacties.Het idee is dat online gedragsnormen offline gedrag beïnvloeden.
  • Deelnemers aan focusgroepen, met name hoger opgeleiden, uiten minder zorgen over beledigingen, bedreigingen en haatberichten.
  • Zorgen over de effecten van online gedragsnormen en het wijdverbreide gebruik van sociale media op offline interacties zijn echter aanwezig in alle groepen.
  • Deelnemers zijn van mening dat mensen met een uitgesproken mening, een hoge positie of bekendheid eerder het doelwit zijn van bedreigingen.
  • Sommige deelnemers noemen ook religieuze of etnische minderheden en vrouwen als mogelijke doelwitten.
  • Onderzoek bevestigt dat publieke figuren, waaronder vrouwen, online bedreigingen ontvangen, maar het beperkt zich niet tot hen.
  • Deelnemers koppelen zorgen over online gedragsnormen en het in twijfel trekken van elkaars informatiebronnen aan de term “polarisatie”.
  • De negatieve aspecten van sociale media, waaronder polarisatie, baren de deelnemers zorgen.
  • Hoewel wetenschappelijk bewijs voor toenemende polarisatie ontbreekt, gelooft driekwart van de Nederlanders dat meningsverschillen over maatschappelijke kwesties toenemen.
  • Focusgroepdiscussies benadrukken ook de associatie van polarisatie met een harde toon en verslechtering van het publieke debat op sociale media.
  • Het ene standpunt stelt dat de overheid zou moeten mogen ingrijpen, zelfs als het de vrijheid van meningsuiting inperkt, zolang ze de informatie als gevaarlijk voor de volksgezondheid of nationale veiligheid beschouwt.
  • Aan de andere kant stelt een ander standpunt dat de overheid altijd de individuele vrijheid van meningsuiting moet beschermen en zich moet onthouden van ingrijpen, zelfs als ze de gedeelde informatie als gevaarlijk voor de volksgezondheid of nationale veiligheid beschouwt.

Asiel- en migratiebeleid:

  • Het rapport benadrukt dat immigratie en integratie de afgelopen vijftien jaar voortdurend onderwerpen van zorg zijn geweest in de Nederlandse publieke opinie.
  • Tijdens de vluchtelingencrisis in 2015 en 2016 werd immigratie beschouwd als de belangrijkste maatschappelijke kwestie.
  • De COVID-19 pandemie heeft de aandacht tijdelijk van immigratie afgehaald, maar het is weer prominent geworden door de toegenomen aantallen asielzoekers en problemen met de asielopvang.
  • De grootste zorgen van het publiek zijn het grote aantal asielzoekers en de uitdagingen om hen op te vangen, met inbegrip van de bestaande woningnood.
  • Sommige mensen hebben ook nativistische ideologieën en maken onderscheid tussen “echte Nederlanders” en anderen die volgens hen nooit echt Nederlands kunnen worden.
  • De uitdrukking “Nederland is vol” wordt ook vaak genoemd in verband met immigratie en bevolkingsgroei.
  • De sectie laat verder zien dat 61% van de Nederlandse bevolking in de winter van 2022/2023 vindt dat het land niet meer vluchtelingen moet toelaten dan het nu doet.
  • Dit percentage is gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar.
  • De houding ten opzichte van het toelaten van meer vluchtelingen verschilt aanzienlijk op basis van politieke partijvoorkeur, waarbij aanhangers van rechtse partijen vaker tegen het toelaten van meer vluchtelingen zijn.
  • Er zijn ook verschillen op basis van leeftijd en opleidingsniveau.
  • Naast immigratie wordt ook de bezorgdheid over het tekort aan betaalbare woningen besproken, vooral voor jongeren en starters.
  • Als oorzaken noemen burgers de bevolkingsgroei als gevolg van immigratie, onvoldoende bouw en het gebrek aan geschikte woningen voor ouderen.
  • Sommige mensen uiten hun frustratie over de overheid, die ze verwijten dat ze voorrang geven aan nieuwkomers boven autochtone burgers.