Het ziet ernaar uit dat de Duitse co-piloot Andreas Lubitz zijn Germanwings vlucht 4U9525, met 150 mensen aan boord, opzettelijk heeft laten crashen in de Alpen. Nadat de captain even ging plassen, sloot hij zich op in de cockpit en zette de daling van het toestel in. Dankzij anti-terreurmaatregelen na 9/11 is het namelijk onmogelijk om een van binnenuit gesloten cockpitdeur te openen. Waarmee dit een duidelijk voorbeeld is van het ene risico dichttimmeren (kapers buiten de cockpit houden), waardoor er in een ander scenario (zoals hier een suïcidale co-piloot aan de stuurknuppel) juist gevaren worden gecreëerd.
Sinds 9/11 reageren wij zeer overspannen op de confrontatie met onaangename verassingen, en zijn vervolgens bereid om heel ver te gaan om de (illusie van) controle terug te pakken. Probeert een terrorist iets met een vloeistof? Alle vloeistoffen aan boord van vliegtuigen verbieden. Een terrorist die een bom in zijn schoenen verstopt? Alle schoenen controleren. Deze focus op specifieke dreigingen zoals schoenen en vloeistoffen zorgt er alleen maar voor dat mensen met gekke plannetjes in ieder geval geen schoenen of vloeistoffen in hun evil masterplan zullen opnemen. De dreiging blijft tegelijkertijd echter onveranderd.
Toch gaan er wereldwijd sinds 9/11 miljarden om in een veiligheidsindustrie van particuliere beveiligers, poortjes, scanners, schoenen-controleurs, veiligheidsdeskundigen, beleidsmedewerkers, antiterreur-trainingen en allerhande checkpoints. Een veiligheidstheater dat 24 uur, 7 dagen in de week voor u optreedt in het digitale panopticum dat Nederland (en het ‘vrije westen’) heet. Alles wordt uit de kast getrokken om u te beschermen tegen ‘de ander’.
Een eerste, voorzichtige en tegelijkertijd trieste, conclusie is dat we verslaafd zijn aan veiligheid. Alles voor een shotje zekerheid. Pak ons die vloeistoffen af, gooi ons onder een bodyscan, bespioneer ons 24 uur per dag, steel ons DNA en mik het in een databank: alles wat nodig is om de illusie dat we alles onder controle hebben in stand te houden. Dat we door de overheid worden beschermd tegen elkaar. Dat onze dochter veilig thuiskomt. Dat er niks (of niemand) ontploft op een openbare plek. We zijn bereid om al onze vrijheden te offeren op het altaar van de risicoloosheid. Sterker nog, burgers zijn vaak de eersten die roepen om “maatregelen”. Alles in een poging om Vrouwe Fortuna de laatste genadeklap te verkopen.
Wie heeft besloten dat dit mocht? Welke commissie was hier verantwoordelijk voor? Wie heeft welk protocol op welk moment aan zijn laars gelapt? In een poging hier adequaat op te reageren, komen politici vervolgens met allerlei rubberen stoeptegels, kaders, hekjes, veiligheidsvoorschriften en onderzoekscommissies aanzeulen. Een nuchtere kosten- en batenanalyse is allang niet meer aan de orde. Liever meteen overdreven veel regels en maatregelen invoeren die later niet nodig blijken, dan een dreiging bagatelliseren en achteraf de schuldvraag op je bordje krijgen.
Op het politieke bordje, welteverstaan. Want politici en bestuurders zijn liever “safe than sorry”, in plaats van dat zij de impopulaire boodschap verkondigen dat onzekerheden nou eenmaal bij het leven horen. Dat de overheid niet alles kan voorkomen. Veiligheid is een ondoorzichtig begrip dat gemakkelijk aan de bevolking valt te verkopen. Zo kan een burgemeester als Van Aartsen (VVD, Den Haag) met droge ogen verkondigen dat “wanneer we niets hadden gedaan [tegen radicalisering], het nu veel erger was geweest”, zoals hij begin deze week bij Nieuwsuur deed in een item over jihadreizigers. Uiteraard valt dit niet te ontkrachten, maar tenzij Van Aartsen over een parallel universum beschikt met een tweede Den Haag als controlegroep, valt dit evenmin te bewijzen. Dit soort prietpraat slaat echter meteen alle discussie dood. Tegelijkertijd laat het aankondigen van pilots, protocollen en “pakketten aan maatregelen” zien dat jij als bestuurder of politicus van aanpakken weet, en veiligheid serieus neemt. Als “soft” bekendstaan doet het in deze tijd nou eenmaal niet zo lekker.
Afgezien van de verspilling van miljarden aan belastinggeld om de bange burger de illusie van controle te geven, is deze klakkeloze inzet van veiligheidsmiddelen zorgelijk. De tolerantie binnen de samenleving voor het lopen van risico’s neemt af, en bestuurders en politici die keer op keer kiezen voor extreme preventieve maatregelen voeden de verwachting dat een risicoloze samenleving realiseerbaar is. Het gevolg is een neerwaartse spiraal van onzekerheid, angst en verlies van vrijheden. Ondanks de schoonheid van het bestaan die wij alleen als zodanig kunnen herkennen door de confrontatie met het lelijke, zijn wij liever te bang om te leven (met alle risico’s van dien) dan te accepteren dat er nou eenmaal een – piepkleine – kans bestaat dat je in een vliegtuig stapt waarvan de copiloot besluit om het moedwillig tegen een berg te pletter te vliegen.
Waarop de achterblijvers achteraf alsnog zullen roepen om aangescherpte regels of betere preventietechnieken.