Zo, ik moet dus oogcontact maken met andere treinreizigers als een conducteur in het nauw wordt gebracht. En dan met z’n allen ingrijpen. Volgens hoogleraar sociale psychologie Paul van Langen, gespecialiseerd in het omstandereffect – het effect dat hoe meer mensen gezamenlijk iets mis zien gaan, hoe kleiner de kans is dat iemand een poot uitsteekt – trekken mensen die een situatie veroordelen, een bepaald gezicht: ze fronsen hun wenkbrauwen, rimpelen hun neus en trekken hun bovenlip omhoog. Probeer het maar eens, en inderdaad. Ik zat tenminste meteen nogal verontwaardigd te kijken naar de bos rode tulpen op tafel, alsof die er iets aan kon doen. Afijn.
Ik heb zelf weinig ervaring met oogcontact leggen, maar de ervaring die ik wel heb, stemt me niet optimistisch. Neem: de jongen die in een volle trein een vierpersoonszitje voor zichzelf houdt doordat hij zijn billen, benen en bagage over de vier stoelen verdeelt (Herkenbaar? Herkenbaar!). Vervolgens laat hij keiharde muziek horen. De hele coupé is van de weeromstuit doodstil. Iedereen ergert zich rot, blijkt uit de blikken van verstandhouding die worden gewisseld. Niemand zegt iets. Ik hoor het aan totdat mijn bloed het kookpunt heeft bereikt (dat gebeurt na drie treinstops). Ik loop naar de jongen toe en vraag of hij zijn muziek kan uitzetten of zijn oordoppen in wil doen. “Ik ben niet de enige die er last van heeft. Iedereen hier heeft er last van”, zeg ik. Ik kijk de mensen die in de stoelen rondom hem zitten aan. Ze draaien hun hoofd weg. Niemand valt me bij en de jongen lacht me uit. “Niemand heeft er last van!” Ik kijk nog eens rond. “Inderdaad”, zeg ik tegen hem. “Je hebt gelijk. Ze vinden het allemaal prachtig.” Ik pak mijn jas en tas en heb een grotere hekel aan mijn medepassagiers dan aan deze provocateur.
Het zijn waarschijnlijk dezelfde mensen die de blindengeleidehond van mijn buurmeisje rücksichtslos omver lopen (echt omver? Ja, echt omver!) in de haast hun trein naar huis of werk te halen. Burgermoed? Burgerklootzakjes zul je bedoelen. De mensen die beginnen met instappen voordat iedereen is uitgestapt (vroeger duwde ik bij het uitstappen mijn aluminiumkoffertje – met scherpe randen – gericht naar voren. Dat hielp heel aardig). Die luidkeels zitten te telefoneren in een – in dit geval eersteklas – stiltecoupé (en als je daar wat van zegt, hun gesprekspartner meedelen: “Een of ander kutwijf hier zit te zeiken dat ik bel”).
Voorlopig lijkt het me qua burgermoed het beste als ik op een cursus zelfverdediging ga. Daar heeft een conducteur in problemen meer aan dan aan de gefronste wenkbrauwen van een coupé vol wegkijkende ‘ik wil geen gedoe. Ik wil naar huis’-omstanders. En dan kan ik zelf zo nodig ook een gerichte fysieke interventie plegen.
Of is dat niet de bedoeling?