In de afgelopen weken is de erkenning van de Armeense Genocide door Nederland en ook internationaal steeds prominenter op de agenda komen te staan. Dat is niet heel verbazingwekkend gezien het feit dat het op 24 april precies 100 jaar geleden is dat de genocide op de Armeniërs van het Ottomaanse Rijk, begaan door de Jong-Turkse overheid van datzelfde Ottomaanse Rijk, aanving. De Paus heeft inmiddels gesteld dat de Armeense Genocide de eerste Genocide van de 20e eeuw was, en in Nederland doet de ChristenUnie met steun van het CDA en de PVV verwoede pogingen om de Nederlandse staat officieel de Armeense Genocide te doen erkennen. In de samenleving leidt dit tot heftige discussies, met name onder Nederlanders van Turkse en Armeense komaf. De politieke inmengingen in en druk op deze discussie is echter niet altijd productief, en soms zelfs ronduit contraproductief. In dat verband zou het geen slecht idee zijn als we in Nederland ernaar zouden streven dit onderwerp te depolitiseren.
De politisering van de erkenning van de Armeense Genocide in Nederland hebben we vooral te danken aan twee politieke partijen: de ChristenUnie en Denk. De ChristenUnie is de drijvende kracht achter het streven naar de erkenning van de Armeense Genocide door de Nederlandse overheid, terwijl Denk zich opwerpt als de voornaamste tegenstander van dit streven. Dit alles is uiteraard niet geheel toevallig omdat beide partijen een achterban hebben die zich direct betrokken voelt bij dit onderwerp.
De ChristenUnie werpt zich al jaren op als de Nederlandse beschermheer van christenminderheden in het Midden-Oosten, en heeft dan ook veel sympathie onder Nederlandse christenen afkomstige uit het Midden-Oosten, waaronder Nederlanders van Armeense komaf. Denk is een partij die daarentegen zich vooral richt op Nederlanders van Turkse komaf en waarbij de banden met Turkije ongetwijfeld ook een rol spelen bij de beslissing van Denk om zich hard te verzetten tegen de erkenning van de Armeense Genocide door Nederland.
De vraag is echter of de politisering van deze erkenning bevorderlijk is voor de onderlinge verhoudingen in de samenleving, en het streven naar erkenning van deze genocide door alle Nederlanders. Het is geen geheim dat met name onder Nederlanders van Turkse komaf de erkenning van de Armeense Genocide een groot taboe is. De Armeense Genocide wordt binnen deze bevolkingsgroep dan ook door velen ontkend.
Men stelt weliswaar dat er een massamoord op de Armeniërs heeft plaatsgevonden, maar dit was niet een door de Ottomaanse overheid georganiseerde massamoord die als genocide geclassificeerd kan worden. Deze beweringen zijn in lijn met de opstelling van de Turkse overheid in deze kwestie.
Juist omdat een deel van onze samenleving de Armeense Genocide tot op de dag van vandaag ontkent zouden we als samenleving een tandje bij moeten zetten in het streven naar een breed gedragen erkenning van deze gruwelijke gebeurtenis, binnen alle bevolkingsgroepen. Echter, de rol die de politiek hierin speelt draagt amper bij aan dit streven. Sterker nog, het werkt eerder averechts.
De manier waarop zowel de ChristenUnie als Denk dit onderwerp politiek uitbuiten om maximaal punten te kunnen scoren onder de eigen achterban leidt er eerder toe dat meer Nederlanders volharden in hun ontkenning van het feit dat de Armeense Genocide heeft plaatsgevonden dan dat zij van mening veranderen. Hoe harder de politiek erop hamert, hoe weerbarstiger men zich opstelt.
We zouden daarom in de eerste plaats als samenleving deze discussie moeten voeren, in plaats van dat de politiek dit namens ons doet. We zouden zelf in een brede, maatschappelijke, discussie de vragen ‘wat is er toen precies gebeurd’, ‘wie heeft daar schuld aan’ en ‘hoe kunnen we de nabestaanden van de slachtoffers tegemoet komen’ moeten stellen. Hierbij zouden we dan ook aandacht moeten besteden aan het feit dat de Jong Turkse overheid van het Ottomaanse Rijk weliswaar een genocide op de Armeniërs beging, maar dat omgekeerd ook Ottomaanse Turken het slachtoffer werden van wandaden gepleegd door Armeense revolutionairen.
Ook hebben veel Armeense overlevenden hun leven te danken aan hun Turkse buren, of aan gewone Turkse soldaten, die soms met gevaar voor eigen leven probeerden het leven van Armeniërs te redden. De situatie was niet altijd zwart-wit. Het is daarom zaak om in deze discussie het menselijke aspect op te zoeken, te streven naar erkenning van het lijden, en naar wat er gedaan kan worden om dit lijden te verzachten, in plaats van dat de discussie steeds verzandt in een gepolitiseerd ‘welles-nietes’.
Breed gedragen erkenning van de Armeense Genocide in de Nederlandse samenleving dient het doel te zijn. Maar om dit doel te bereiken zouden wel als samenleving andere tactieken kunnen overwegen. De sleutel tot de oplossing van het probleem van de ontkenning van de Armeense Genocide ligt niet in handen van de politiek, maar van de samenleving.
Documentaires als de door de VARA uitgezonden serie Bloedbroeders dragen een belangrijk steentje bij aan de maatschappelijke discussie over dit onderwerp. Het is nu zaak om, 100 jaar nadat de Armeense Genocide aanving, deze discussie te blijven voeren en te blijven streven naar een land waarin niemand een genocide en het daaraan verbonden lijden van een bevolkingsgroep ontkent.