Achtergrond

Liquidaties door VS van hooggeplaatste jihadisten niet meer dan speldenprikken

17-04-2015 13:19

Nadat in de afgelopen weken de door de VS gesteunde regering werd verjaagd en de Houthi rebellen Amerikaanse wapens en informatie over Amerikaanse inlichtingenoperaties in handen kregen, kon President Obama enkele dagen geleden weer eens een succesje noteren in het door chaos geplaagde Jemen. Al Qaeda in het Arabische Schiereiland (AQAS), de Jemenitische tak van Al Qaida, maakte eergisteren bekend dat een van hun leiders, Ibrahim Suleiman Al Rubaish, bij een raketaanval om het leven is gekomen. Wat er precies is gebeurd, is nog niet helemaal duidelijk, maar vast staat dat AQAS een zwaargewicht is kwijtgeraakt. Al Rubaish, die enkele jaren gevangen zat in Guantanamo Bay, was getraind in Al Qaida-trainingskampen in Afghanistan, vocht samen met de Taliban en speelde als operationeel planner en later als inspirator een belangrijke rol in de campagne van AQAS. Niet verwonderlijk dus dat er een prijs van 5 miljoen dollar op zijn hoofd stond. 

‘Dat de VS voor het uitschakelen van kopstukken kiest is logisch, aangezien de resultaten van de grootschalige militaire operaties van de laatste jaren bepaald niet om over naar huis te schrijven zijn’

 

De VS heeft nog niet bevestigd dat het om een Amerikaanse drone-aanval ging, maar de liquidatie zou naadloos passen in een reeks eerdere pogingen om leiders van aan Al Qaida gelieerde organisaties uit te schakelen. Het bekendste voorbeeld is uiteraard de Special Forces-operatie waarbij Osama bin Laden werd gedood, maar ook Anas Al Libi (Al Qaida), Anwar al-Awlaki (AQAP), Ahmed Abdi Godane (Al Shabaab) zijn doelwit van Amerikaanse ontvoerings- of liquidatiepogingen geweest.

Lichtend Pad

Dat de VS voor deze middelen kiest is logisch, aangezien de resultaten van de grootschalige militaire operaties van de laatste jaren bepaald niet om over naar huis te schrijven zijn. Met kleinere operaties kan de VS zonder al te veel mensen in te zetten, en dus zonder risico dat het in een nieuw conflict verstrikt raakt, proberen om jihadistische netwerken plat te leggen. Maar of deze benadering veel oplevert, staat nog te bezien.

Het elimineren van leiders van terroristische organisaties kan zeker effectief zijn. Bekende voorbeelden zijn het Lichtend Pad, een maoïstische beweging uit Peru, en de linkse Koerdische afscheidingsbeweging PKK. Het Lichtend Pad raakte ernstig ontregeld na de arrestatie van hun leider, Abimael Guzmán, in 1992. Hetzelfde gold voor de PKK na de arrestatie van Abdullah Öcalan in 1999.

IRA

Het Lichtend Pad en de PKK waren echter bijzondere gevallen. Guzmán en Öcalan werden in de eigen gelederen als goden vereerd, namen alle belangrijke beslissingen en hadden de volledige controle over de benoemingen in de organisatie.

In de meeste terroristische organisaties werkt het heel anders. Daar moeten de leiders tegenspraak en ongehoorzaamheid dulden en interne strijd leveren om de controle te behouden. In dergelijke gevallen haalt het arresteren of liquideren van een leider weinig uit. Een duidelijk voorbeeld is de IRA, waar de leider min of meer democratisch gekozen werd. Van de acht man die in de periode 1969-2005 opperbevelhebber (chief-of-staff) van de IRA zijn geweest, zijn er vijf gearresteerd.

Een van hen, Seamus Twomey, was twee keer chief-of-staff en beide keren werd zijn bewind afgebroken door een arrestatie. Na geen van deze arrestaties raakte de IRA het spoor bijster, wat laat zien dat het effect van een leiderschapseliminatie erg afhangt van de rol die een leider in de organisatie speelt.

Al Qaida intern verdeeld

Tegen jihadistische groeperingen als AQAS, Al Shabaab en Boko Haram heeft leiderschapseliminatie waarschijnlijk weinig zin. In de eerste plaats functioneren de verschillende delen van deze organisaties los van elkaar en is er slechts weinig sprake van aansturing van bovenaf. In zulke los georganiseerde netwerken zitten de strijders dus niet te wachten op orders van hogerhand.

Dit blijkt ook uit de onenigheid die er in deze bewegingen bestaat. Sommige delen van Al Shabaab willen een internationale jihad voeren en zijn daarom voor nauwe banden met Al Qaida, terwijl andere delen van de organisatie zich liever tot de eigen regio beperken en zich liever niet met Al Qaida inlaten.

Ook Al Qaida in de Islamitische Maghreb is intern verdeeld, zij het langs andere scheidslijnen: sommige strijders willen jihad voeren, terwijl anderen meer in georganiseerde misdaad geïnteresseerd zijn. Voor de effectiviteit van leiderschapseliminaties voorspelt dit alles weinig goeds, want organisaties waarin over zulke belangrijke strategische kwesties verdeeldheid bestaat, zijn voor hun functioneren duidelijk niet afhankelijk van een leider die de koers bepaalt.

Liquidaties VS zijn begrijpelijk

De Islamitische Staat lijkt eveneens weinig kwetsbaar voor leiderschapseliminatie. Abu Bakr Al Baghdadi, de emir van het vorig jaar uitgeroepen kalifaat, blijft uit de schijnwerpers en laat zijn eenheden op het slagveld zelf uitzoeken hoe ze te werk willen gaan, juist om te voorkomen dat de Islamitische Staat te veel van hem afhankelijk wordt.

Gezien de mislukkingen van de invasies en opbouwmissies in Irak en Afghanistan, de luchtsteun in Libië en het leveren van wapens aan Jemen en Irak is het begrijpelijk dat de VS probeert om met kleinere acties de jihadistische bewegingen te onthoofden. Het uitschakelen van hooggeplaatste terroristen in kleine acties doet het goed in de media en brengt relatief weinig risico voor de VS met zich mee.

Herziening onthoofdingsstrategie

Daarmee is echter niet gezegd dat het ook werkt. Al Shabaab heeft de laatste jaren verschillende leiderschapseliminaties doorstaan en ook AQAS bleef functioneren nadat voorgangers van Al Rubaish werden uitgeschakeld. De onthoofdingsstrategie is dus duidelijk aan herziening toe.

In veiligheidsbeleid bestaan er geen gemakkelijke oplossingen, maar als er nu al beleidsmaatregelen worden gekozen alleen maar omdat er met andere middelen grotere brokken worden gemaakt, is de VS wel heel snel tevreden.