Stelt u zich eens voor dat uw rijtjeshuis in brand staat. U belt de brandweer en na 10 minuten komt men met gillende sirenes de hoek om. Met piepende remmen stopt de bus en de brandweermannen stappen uit. “Goedenavond meneer, wat is er aan de hand?”. “Mijn huis staat in de fik!!!!”. “O, dat is niet zo mooi. Eens zien wat we kunnen doen”. Vier brandweermannen lopen naar het huis en bekijken de situatie. Het bevreemdt u dat geen van hen slangen uitrolt of ook maar enigszins aanstalten maakt de brand te blussen.
Geen redden meer aan
“Ik denk dat we dit huis beter kunnen laten afbranden. Er is geen redden meer aan.” zegt de een. “Wellicht dat als we alleen het dak blussen de schade beperkt blijft” zegt de ander. “Zouden we niet beter aan de meldkamer kunnen vragen of er ergens anders een brand woedt?” zegt weer een ander. Tenslotte mengt ook de vierde brandweerman zich in de discussie “Waarom zouden we deze brand eigenlijk blussen, wij hebben hem toch niet veroorzaakt?”. Men wordt het niet eens en ondertussen likken de vlammen voorzichtig aan het dak van de buurman.
“Misschien moeten we dan maar een vijfde brandweerman bellen, om uit deze impasse te geraken” besluiten ze na een uurtje soebatten. Zogezegd zo gedaan. “Ik ben er over 10 minuten” klinkt het door de mobilofoon. Ondertussen klampt u de brandweermannen aan; “MIJN HUIS! GODVERDOMME! MIJN HUIS!”. “Meneer, maakt u zich niet druk, wij willen u louter helpen. Wilt u bovendien áchter het rode lint blijven en ons het werk laten doen?”. Braaf als u bent legt u zich er zich bij neer en gaat achter het lint staan. Ondertussen likken de vlammen aan het huis van andere buurman.
De koppen bij elkaar
Zoals afgesproken arriveert tien minuten later ook de vijfde brandweerman. De anderen lichten hem snel in en samen steken ze de koppen bij elkaar. “We beginnen met het uitrollen van de slangen” besluit men. “Daarna gaan we samen het vuur bestrijden”. Men schudt elkaar opgelucht de hand en rolt de slangen uit. Net op het moment dat men eindelijk wil gaan blussen, vraagt de slimste van het stel: “Zeg, stonden hier een paar uur geleden niet een drietal huizen?”.
De anderen reageren verbaast; “Hoe is dat nou mogelijk, we zijn er toch net?”. Ze draaien zich om en vragen het aan omstanders. Die wijzen erop dat de brandweermannen weliswaar binnen 10 minuten ter plekke waren, maar teveel in discussie gingen over de aanpak. Daardoor brandden de eerste drie huizen af, brandt het vierde huis en likken de vlammen aan het vijfde huis. Hoofdschuddend draaien de mannen zich om. “Ach, wat weten die mensen nou. Wij zijn hier toch de brandweermannen?”.
Zwijgend pakken de mannen hun blusapparatuur en blussen het laatste huis. Vijf minuten later klinkt het “Brandmeester” in de leeggestroomde straat. Moe maar voldaan trekken de vijf hun pakken uit en slaan elkaar op de borst. “Goed gedaan mannen, de brand is geblust!”. Glimlachend rijden ze de straat uit.
Het land staat in brand
Het is bizar dat de oppositie juist in deze tijden van crisis opteert voor een maandenlange, ongetwijfeld harde, verkiezingsstrijd met dito formatiebesprekingen. Het land staat in brand, maar toch wil men een uitgebreide strijd over hoe men deze brand dient te blussen. De burger schiet daar niets mee op. Die weet na 1,5 jaar nog steeds niet waar hij of zij aan toe is. Je moet het maar durven.
CC-Foto: ‘FaceMePLS‘