ThePostOnline

Iran als bondgenoot van het Westen: een reactie op Ehsan Jami

30-03-2012 11:00

Afgelopen woensdag werd op deze website een artikel van Ehsan Jami geplaatst, waarin hij betoogt dat “we moeten zorgen dat een toekomstig bewind in Iran een bondgenoot is voor het Westen.” Een nobel streven, zo zou men kunnen stellen, maar Jami’s oproep bevat tegenstrijdigheden en bovenal een ernstig gebrek aan realiteitszin. Zo geeft hij te kennen niet te geloven dat de Verenigde Staten, ongeacht de kleur van de regering, of de Europese Unie een politieke verandering in Iran willen. Hoewel die uitspraak voor een deel op de waarheid berust, moet niet worden onderschat hoe nadrukkelijk regime change in Iran al decennia lang hoog op het verlanglijstje van verschillende Amerikaanse regeringen prijkt.

Belangrijker is echter de tegenstrijdigheid die Jami vervolgens tentoon spreidt. Twee alinea’s later stelt hij namelijk dat het Iraanse regime onhoudbaar zou zijn en wel omdat het Westen, die zojuist nog helemaal geen politieke verandering in Iran zou willen, het regime zat zou zijn. De lezer in verwarring achterlatend dendert Jami vervolgens vol enthousiasme door en beweert hij dat er daarom slechts twee scenario’s voor Teheran mogelijk zijn: of er komt (wederom) een revolutie of er volgt een buitenlandse (militaire?) interventie. Om te kunnen anticiperen op een nieuw Iran pleit Jami voor het oprichten door de EU van een ‘overgangsraad’ naar Libisch voorbeeld. Net als de National Iranian American Council (NIAC) in de VS – die overigens vooral streeft naar het vormen van een samenhangende en participerende Amerikaans-Iraanse gemeenschap – zou de EU de Iranian European Council moeten oprichten. Die raad zou als hoofdtaak moeten hebben beleid ten aanzien van Iran op te stellen om zo draagvlak binnen Europa te creëren voor regimeverandering.

De bestendigheid van het regime
Het probleem met deze visie is dat het de zoveelste is die leunt op een sterk vooringenomen wereldbeeld. De uiteindelijke val van het regime in Teheran wordt daarin als onvermijdelijk gepresenteerd en zou vanaf buiten kunnen worden bewerkstelligd of in ieder geval bespoedigd. Die aannames leiden al ruim dertig jaar tot contraproductief beleid, teleurstelling en frustraties onder personen binnen en buiten Iran. De realiteit toont namelijk een ander beeld. Neem de bestendigheid van het huidige regime. Dat mag dan tot op het bot verdeeld zijn en op veel weerstand stuiten, maar om het op dit moment af te schrijven of te stellen dat het binnenkort zal vallen door revolutie of buitenlandse interventie is nogal voorbarig. Het regime weet tot nog toe iedere (interne) dreiging te pareren en kan tevens wel degelijk nog steeds rekenen op de steun van een niet te onderschatten conservatief deel van de (vooral niet-stedelijke) bevolking. Bovendien lijkt van daadwerkelijk militair ingrijpen door de VS en/of Israël – hoewel op de lange termijn zeker niet uit te sluiten – vooralsnog geen sprake te zijn. Er bestaan dus wel degelijk andere scenario’s dan een op voorhanden zijnde regimeverandering. Eén daarvan is dat het huidige systeem voorlopig nog een hele tijd intact blijft.

Westerse inmenging
Als het regime dan uiteindelijk toch valt en een meer democratisch alternatief gestalte krijgt, dan zal vooral dat laatste zeer waarschijnlijk niet (primair) komen door acties van buitenaf. Beleid dat vooral de Amerikanen de afgelopen dertig jaar hebben gevoerd op Iran toont dat duidelijk aan. Acties die sterk de indruk vertonen gericht te zijn op regimeverandering hebben het huidige bewind namelijk vooral in de kaart gespeeld. Organisaties en personen in Iran die door het Westen worden gesteund worden bestempeld als verraders, wat in het nationalistisch ingestelde Iran gemakkelijk tot marginalisering leidt. Vele Iraanse dissidenten en reformisten hebben zich dan ook nadrukkelijk uitgesproken tegen verreikende Westerse inmenging. Onder hen bevinden zich Shirin Ebadi (juriste en Nobelprijs winnares), Akbar Ganji (voormalig politiek gevangene in Iran) en Trita Parsi (de directeur van het door Jami aangehaalde NIAC). Hoewel leden van de Groene Beweging (die de protesten in 2009 leidde) zich positief hebben uitgelaten over het veroordelen van het Iraanse regime door Amerika op het gebied van mensenrechten en gerichte sancties tegen leden van het regime, zijn ook zij terughoudend met het aannemen van steun op het gebied van democratisering. Om over militair ingrijpen maar helemaal te zwijgen. Inmenging van buiten ligt erg gevoelig in Iran, een land dat door de geschiedenis heen de nodige ervaring heeft opgedaan met dat fenomeen.

Net als Jami pleit ik voor verandering die bewerkstelligd wordt door de Perzen zelf, waarna er via oprechte en wederzijdse diplomatie zeker een vruchtbaar bondgenootschap met het Westen tot stand zou kunnen komen (hoewel ook die uitkomst alles behalve zeker is). Met die Perzen bedoel ik echter primair de interne bevolking van Iran, waar mogelijk gesteund door de Iraanse diaspora. Anders dan Jami heb ik daarbij geen organisaties voor ogen die, gevoed door utopische toekomstperspectieven van buitenaf proberen het lot van Iran te veranderen. Er bestaan teveel voorbeelden in de Iraanse geschiedenis die aantonen dat dergelijke initiatieven nogal de neiging vertonen om te slaan in ongewenste resultaten.

Stephan de Vries is politicoloog met speciaal aandacht voor het Midden-Oosten en Iran. Dit artikel schreef hij op persoonlijke titel.