Jaren geleden stelde toenmalig VVD-leider Frits Bolkestein een interessante vraag: waarom zijn Nederlanders die collaboreerden met Nazi-Duitsland massaal verketterd en voormalige communisten niet? Zowel het communisme als Nazi-Duitsland hebben immers de meest gruwelijke misdaden op hun geweten. Waarom werden voormalige collaborateurs massaal ter verantwoording geroepen, maar oud-leden van de Communistische Partij Nederland (CPN) niet?
Deze kwestie is een van de aanleidingen van het nieuwe boek van Meindert Fennema Goed Fout dat zondagavond in De Balie werd gepresenteerd. Fennema was zelf lid van de CPN en kwam na de vraag van Bolkestein met hem in contact. Fennema reikt het boek uit aan “zijn vriend” Bolkestein die het “een leuk boek” noemt, en “hier en daar zelfs erg interessant.”
In het biografische werk gaat Fennema zowel in op zijn ervaringen bij het Utrechts Studenten Corps (USC) als bij de CPN. Er bestaan volgens Fennema opvallende overeenkomsten tussen deze twee en dus komen ze in één boek samen. Op de binnenflap staat:
“Fennema ziet overeenkomsten tussen het USC en de CPN. De geslotenheid van de organisaties, het gevoel verheven te zijn boven de massa, het idee dat men voorbestemd is om leiding te geven aan de maatschappij. Maar waar het elitaire conformisme in het corps vooral uiterlijk vertoon was, werd de morele discipline binnen de CPN verinnerlijkt.”
De precieze reden om het USC en de CPN in een boek samen te brengen blijft onduidelijk. De vraag van Bolkestein laat dit zien: de CPN zat evident fout in het goedpraten van allerlei misdaden, terwijl niemand ooit ter verantwoording is geroepen vanwege het lidmaatschap van het USC, een uitzondering daargelaten. Het gaat dus om slecht te vergelijken clubs en dus blijven alle vergelijkingen oppervlakkig.
De vraag van Bolkestein is na al die jaren nog steeds een bron van inspiratie, niet alleen voor boeken, maar ook voor debatten. Tientallen babyboomers zitten in De Balie te wachten op een antwoord, maar zij worden massaal teleurgesteld: het blijft bij slappe excuses en academisch gereutel.
De Amsterdamse oud-wethouder Andrée van Es vecht tegen haar slaap, PVV-Kamerlid Martin Bosma kijkt als een oorwurm, Volkskrant-columinist Martin Somner begint uit lamlendigheid na anderhalf uur te roepen dat Bert Brussen – die al de hele tijd zwijgend op het podium zit – hoog nodig wat moet gaan zeggen en Maarten van Rossem laat aan het einde weten veel geklets te hebben gehoord.
Het is allemaal terecht, want zowel het boek als het debat geven geen duidelijk antwoord op de vraag waarom mensen lid werden van de CPN en waarom zij geen afstand namen van de gruwelijkheden in het Oostblok.
Fennema spreekt over de aantrekkingskracht van revolutionair geweld en het conformisme binnen de partij. Dat laatste verklaart echter niet dat men individueel lid bleef. Dit is immers een cirkelredenering. Gelukkig heeft De Balie gasten uitgenodigd om op deze kwestie te reflecteren. Vooral hoogleraar Legêne valt op, die in een uitvoerig betoog met paginanummers, bijzinnen en citaten iets diepzinnigs over het boek probeert te zeggen.
Pas een uur later blijkt wat Legêne bedoelde: dat Fennema te eenvoudig over de CPN spreekt want de werkelijkheid was veel complexer en we moeten alles “binnen de context” zien. Aan het einde van het debat meldt Martin Bosma dat er “toch echt wel een foute kant van de geschiedenis was.” Legêne stelt de wedervraag of de geschiedenis zich zo eenvoudig laat samenvatten, daarmee de perfecte illustratie gevend van hoe dit soort discussies waarschijnlijk ook binnen de CPN verliepen.
Journalist Max van Weezel – ook ooit lid van de CPN – meldt dat je de boel kon sussen met het feit dat de CPN ook goede dingen deed. Bert Brussen zegt: “Ik ken ook nog wel iemand die zes miljoen mensen vermoordde maar ook mooie wegen aanlegde.” Legêne probeert hem tot de orde te roepen met wederom een academische reflectie over het woord “hypocrisie” en “wat dat woord toevoegt,” maar Brussen trapt er niet in. Als Maarten van Rossem alle excuses voor de CPN vervolgens “vergezocht” noemt, is het pleit beslecht. Bolkestein heeft decennia later alsnog gelijk gekregen: CPN-ers hoefden zich ten onrechte niet te verantwoorden.
Of toch niet? Fennema loopt in zijn boek met een grote boog om de vraag heen waarom hij tot na de val van de muur bij de CPN bleef. In het debat hoeft hij dit eveneens niet uit te leggen. Fennema verkleint zijn eigen rol tot die van “meeloper” omdat hij “niet belangrijk” was, en zijn vriend Bolkestein minimaliseert Fennema’s rol verder tot die van “waarnemer.”
Het is moeilijk te ontkennen dat CPN’ers op deze manier hun lidmaatschap konden goedpraten.