Column

Nergens thuis

15-05-2015 15:09

Vroeger mochten wij het nooit over geld hebben. Geld dat liet je niet aan de buitenwereld zien. Zo dachten mijn klasgenoten dat wij thuis arm waren. Een meisje van de basisschool vroeg aan destijds mijn beste vriendin of mijn moeder weinig geld had. Want, ja mijn moeder woonde in een nieuwbouw rijtjeshuis. Mijn zus had hetzelfde probleem. Een vriend van haar kwam bij ons bezoek en toen hij de woonkamer binnenstapte zei hij : ‘Is dit het tuinhuisje?’

Ook liepen mijn ouders er niet bij zoals andere ouders. Mijn vader droeg een ribbroek met slijtplekken op de billen en knieën en een niet bijpassend tweed jasje met pet. Andere vaders hadden gekleurde broeken aan met polo’s en een trui geknoopt over de schouders. Verder reden mijn ouders niet in de juiste auto. Zij kozen voor een tweedehandse Citroën en geen Volvo of Range Rover. Wanneer het campagnetijd was, plakte mijn vader het huis af met PvdA-posters. Zelfs mijn slaapkamer werd verduisterd omwille van de verkiezingen. Op school werd er dan gefluisterd: ‘Dat was die dochter van dat huis met die posters.’
Dat mijn ouders het misschien niets kon schelen wat andere mensen dachten in plaats van dat ze weinig geld hadden, kwam in niemands hoofd op.

Nu is het andersom. Bij mijn vrienden op de universiteit durf ik niet te zeggen dat mijn ouders mijn kamer betalen. Wanneer het gaat over streken als de Ardennen en de Dordogne en ik laat vallen dat mijn ouders daar een huis bezitten, schrik ik wanneer de woorden mijn mond verlaten. Toen we laatst met wat studiegenoten erover hadden wie later de rijkste man zou gaan trouwen werd unaniem op mij gewezen. Het beeld dat er van mij heerst? Een tutje, een rijkeluiskindje, dat bij een vereniging zat. Als ik vertel dat dit een totaal andere vereniging was dan het corps, worden hoofden nog steeds afkeurend geschud.

Wanneer ik mensen van de middelbare school tegenkom snijd ik onderwerpen aan zoals de hockey en mijn vereniging. Wanneer ik me in mijn nieuwe kringen omgeef, laat ik vallen dat mijn vader voor de PvdA werkte en dat ik die corpsballen zo veracht. Mijn verhaal pas ik aan de situatie aan en ik benadruk bepaalde elementen die op dat moment het meest geschikt zijn. Maar vaak verspreek ik me en val ik door de mand.

Waar hoor ik dan thuis? In het rechtse kamp was ik die linkse idealist, in het linkse kamp ben ik die verdwaalde conservatieveling.