Vorige week schreef een boze zestienjarige naar De Volkskrant om zijn ongenoegen te uiten over het stelselmatig discrimineren van jongeren. Na alle andere minderheidsgroepen naar tevredenheid te hebben afgewerkt – denk hierbij aan vrouwen, people of colour, immigranten, verstandelijk beperkten, gehandicapten, ouderen of een combinatie van voorgaande – zijn we nu aangekomen bij de laatste categorie die nog níet van zich had laten horen: de jongeren.
Laten we wel wezen, jongeren zijn heel erg zielig. Zo kunnen ze bijvoorbeeld tot hun achttiende niet stemmen. Dit is een onrecht dat mede mogelijk wordt gemaakt door de Nederlandse overheid en dient terstond te veranderen. Ik was namelijk als zeventienjarige al uitstekend op de hoogte van het wel en wee in de politiek en kon absoluut een verstandig besluit maken inzake mijn stem. Dat de wetgeving voor mij niet een uitzondering heeft willen maken, vind ik dan ook stuitend.
Verder vallen jongeren altijd tussen wal en schip, zoals de brievenschrijver vakkundig uiteen zette inDe Volkskrant. Hij was zestien, maar zeer begaafd en kon dus eerder gaan studeren. Vanwege de wetgeving had hij echter nog geen recht op studiefinanciering of een OV-kaart, waardoor hij gedwongen was extra te werken om zijn studie en reiskosten te kunnen betalen. En aangezien hij als zestienjarige niet hetzelfde verdient als een volwassene, viel hem dat bijzonder zwaar. Dat de wetgeving voor hem geen uitzondering heeft willen maken, vond hij dan ook stuitend.